Italië is een arm land, eigenlijk heeft het toch gedeeltelijk wel kenmerken van een derdewereldland – je kan hier toestanden zien die je in Nederland niet voor mogelijk houdt. Globaal gezien: de toppen liggen een beetje lager, maar de dalen zijn onevenredig veel dieper. Er zijn veel zwervende bedelaars hier. Erg veel. Ik zal binnenkort eens turven, maar tussen Piazza del Popolo en Piazza Venezia (ongeveer een kilometer) kom je er toch wel zeker twintig tegen. Je herkent ze ook. Sommige gevallen zijn schrijnend. Het mannetje met zijn draaiorgeltje en zijn geheel verbrande gezicht is een vaste gast op Piazza del Popolo, ik heb hem inmiddels een paar weken niet meer gezien, misschien heeft hij zijn doel bereikt en voldoende geld voor de operatie bijelkaar gesprokkeld, ik vrees van niet. Langs de via del corso veel Aziatisch uitziende types die her en der ledematen missen en dit openlijk ten toon spreiden om de gulle gever te verleiden tot een donatie. Ik vind het moeilijk. Het is heel schrijnend, je wil voor geen goud met die mensen ruilen, maar op een gegeven moment, ik denk dat dat natuurlijk is maar spreek me vooral tegen, word je er in zekere zin immuun voor. Juist omdat ze met zoveel zijn en omdat ze zo openlijk hun ellende laten zien. Het went en het is geen argument meer, voor mij dan.
Een speciaal type bedelaar is het zogenaamde onderdanige type. Dit zijn meestal vrouwen. Ze liggen in een soort van bedelaarshouding, geknield en met het hoofd op de grond, alleen de handen uitgestoken, soms open om te ontvangen, maar vaker plat naast elkaar op de grond met een bakje ervoor of ertussen. Op een of andere manier geven juist deze vrouwen mij een bijzonder ongemakkelijk gevoel. Ik wil niet dat mensen zich klein of onzichtbaar maken voor mij, dat mensen zich feitelijk als slaaf aan mij presenteren, ik ben niet de meerdere van iemand. Het heeft ook een praktische kant. Dat was de aanleiding voor deze log en de titel. Ik liep net over Piazza del Popolo naar het NIR en in mijn ooghoek zag ik iets dat voor mij op een stapel vuilniszakken leek. Dat bleek niet zo te zijn. Het was het vrouwtje dat altijd bij de oversteekplaats op het plein ligt met haar donkerblauwe vormeloze jas waar alleen aan de andere kant zichtbaar een met (ooit) witte doek bedekt hoofd uitstak en twee handen in gebedshouding op de grond. Ik schaam mij diep.
Dit land heeft een regering nodig die deze mensen middelen geeft om een fatsoenlijk bestaan op te bouwen. Er is geld zat hier, dat is echt het probleem niet. Maar ja, politiek is hier een rhetorische arena waarin iedereen vooral datgene roept wat de ander niet vindt. Er zal wel nooit iets veranderen hier.
Miko Flohr, 10/02/2005