De fullonica van Mustius in Pompeii is een grote puinhoop. Het gebouw is ten eerste maar half uitgegraven, in twee vertrekken ligt nog zeker een halve meter as en lapilli. Ten tweede was het tot vorig jaar het domein van braamstruiken, netelen, ringslangen en pissebedden (die laatste zijn nog niet verdwenen, merkte ik). Ten derde is het archeologisch gezien een flinke kluif. Zo ontdekte ik in dat wat wellicht een keuken was (althans dat zeggen de opgravingsverslagen) maar liefst vier lagen wanddecoratie over elkaar. De oudste twee gaan terug tot zeker de tweede eeuw voor christus (dat kan je op basis van de stilistische kenmerken vrij makkelijk zeggen: tot ca. 100 v. Chr. hebben wanddecoraties relief, daarna in den regel niet meer), de jongste laag dateert misschien wel uit de laatste jaren van de stad. Daartussen is het een hoop ellende. Laag 3 is zoals je ziet gedeeltelijk weggekapt, op die manier hecht de nieuwe bovenlaag beter op de oude. Nog maar geen definitieve conclusies getrokken, zoals je zal begrijpen.
Dat was sowieso vreselijk: ik heb me in die drie dagen in Pompeii bezig gehouden met wandbekledingen, omdat je daarmee vrij eenvoudig relatieve chronologieen kan opstellen (hoe heeft een werkplaats zich ontwikkeld). Je kijkt dan naar wat er in de onderlaag zit verwerkt en hoe die eruit ziet: zit er bijvoorbeeld veel pozzolana in, dan is het heel donker van kleur, soms gebruikt men kleine kiezelsteentjes en geen terracotta, vaker juist weer veel terracotta en geen kiezels, soms zie je grote klonten kalk. Het idee is dat stuc dat uit een fase dateert wat ingredienten en structuur betreft enigszins eenvormig is. Op zich leidde dat tot een grote doorbraak, maar het leidt vooral tot HEEL VEEL extra werk dat ik deze maand nog moet doen. Dat is niet erg natuurlijk, zolang ze maar niet blijven prutsen aan het spoor bij Formia…
Miko Flohr, 30/05/2005