Blog niet dood

Er zijn van die fase’s in het leven van een weblog dat de regelmatige bezoeker wellicht denkt dat de blogger in kwestie er de brui aan gegeven heeft. Het zou welleens een gedachte kunnen zijn die de vaste klant van deze site de afgelopen dagen herhaaldelijk getroffen heeft. En weer kijken. En weer niks nieuws. Deed ie vroeger niet gewoon vijf posts per dag? Dat ie in November in de rimboe was waar het aantal vrouwen met baarden talrijker is dan het aantal internet aansluitingen kan zijn, maar in Rome… vorig jaar was dat toch ook geen punt?

Klopt. Als een bus. Mea culpa. Ik word er deze week aan herinnerd dat tien dagen Rome iets heel anders is dan een jaar. Volgens mijn pauzemaatjes heb ik uno schema multo stretto – een wat krap schema. Ook dat klopt. Ook dat als een bus. Ik zit hele dagen op het Duits Instituut als een waanzinnige systematisch de negentiendeeeuwse opgravingsverslagen van Pompeii te lezen. Punt is: ik ben met een artikel bezig over de contexten van werkplaatsen in Romeinse steden (in dit geval met name Pompeii) en voor ik wegging was ik juist tot de conclusie gekomen dat ik nog niet goed genoeg in het materiaal zat om het artikel te kunnen schrijven. Dat heb ik nu voor een flink deel opgelost. Vier dagen totaal in Pompeii geweest (eentje in oktober, twee vorige week en gisteren) en alle complexen gezien die ik nog niet gezien had – uiteraard niet zonder drie nieuwe werkplaatsen te ontdekken die direct aan het bestand konden worden toegevoegd. In de bibliotheek probeer ik nu van al die werkplaatsen te achterhalen wanneer ze zijn opgegraven en wat er aan voorwerpen is gevonden. Dat is interessant omdat bepaalde gebruiksvoorwerpen (kopjes, glaswerk, sieraden, beelden van marmer, terracotta of brons) aangeven dat een bepaald gebouw niet alleen een werkplaats was, maar daarnaast ook voor andere activiteiten werd gebruikt, bijvoorbeeld om in te wonen of, in het geval van bakkerijen, voor de consumptie van het produkt. Het probleem daarbij is dat de opgraving van Pompeii in de negentiende eeuw een voortdurend expiriment is in hoe je Pompeii op moet graven en hoe je je gegevens moet documenteren. Het is vaak sowieso al onduidelijk over welk gebouw het eigenlijk gaat, omdat er minstens drie manieren zijn om naar een gebouw te verwijzen. De opgravingsverslagen zijn een aaneenschakeling van inconsequenties, onduidelijkheden en – vooral – fouten. Zo wordt huis V 1, 15 opeens V 1, 18 en omgekeerd (per ongeluk aan de verkeerde kant begonnen met tellen), heeft men het over dat huis aan de Via Stabiana nr. 72 (een nummering die nergens gedefinieerd en dus moeilijk te reconstrueren is). Het ergste zijn niet ongebruikelijke formuleringen als “ergens in een van de winkels ongeveer tegenover het Theater”. Toch bevatten de rapporten een hoop zinnige informatie, maar daarvoor moet je ze dus systematisch lezen en dat ben ik nu aan het doen. Tien dagen is daarvoor royaal te weinig. Ik heb me er al mee verzoend dat ik het lang niet af ga krijgen, maar het belangrijkste (die van voor april 1876, die nergens in Nederland te vinden zijn) hoop ik toch voor een groot deel te kunnen doen.

Vandaar dus weinig tijd voor interessante updates. En ik heb nog wel zoveel foto’s uit de molise, een hele lieve parkiet waarom ik moet rouwen, verhalen over en foto’s van torrential rains in Pompei en Maradona in Napoli, een wat liederlijke avond uit in Rome… Dat alles zit dus in het vat, keurig onder de stop, verzuren zal het niet. Tot later, trouwe lezers, tot later…

Miko Flohr, 05/12/2005