The King of Limbs #tkol #radiohead

Als u nu nog steeds hoopt dat Radiohead ooit nog een rechttoe-rechtaan gitaarplaat à la The Bends gaat maken, en bij ieder album opnieuw teleurgesteld bent dat er niet een soort Just op staat, of een soort van Paranoid Android, of een soort, zeg maar, om eens wat te noemen, Creep, dan heeft u echt een beetje zitten slapen. Mocht dat het geval zijn, dan moet u The King of Limbs vooral links laten liggen. NIET downloaden. Negeren. Als u niet van bliep bliep houdt, stop maar met lezen, het heeft geen zin. Bliep, bliep. Prrrt. Echo Echo Feedback Feedback. Dub Dub Overdub.

Als u, zoals ondergetekende, daarentegen Radiohead ook de afgelopen tien jaar gevolgd hebt, Kid A kon verteren, Amnesiac kon verdragen, Hail to the Thief in huis heeft, en In Rainbows kon waarderen, dan ligt hier een fikse uitdaging voor u. Dit album verhoudt zich tot In Rainbows als Kid A zich verhield tot OK Computer. OK Computer en In Rainbows waren het ‘eindpunt’ van een ontwikkeling, de vervolmaking van een bepaalde stijl. Kid A brak daar radicaal mee, en sloeg totaal nieuwe wegen in, wegen die de band via wat omzwervingen uiteindelijk voerden naar In Rainbows – de meest evenwichtige en toegankelijkste Radioheadplaat sinds OK Computer. Op King of the Limbs gooit Radiohead opnieuw al haar stijlen op een grote hoop en begint iets totaal nieuws, en wij mogen volgen, of achterblijven. Ik sta op de drempel, en ik twijfel nog even.

Na één keer luisteren is het nog te vroeg voor een definitief oordeel, maar The King of Limbs is in ieder geval de minst toegankelijke plaat sinds Kid A. Ergens blijft het natuurlijk wel klinken als Radiohead. De nervositeit van de ritmes is niet verdwenen, zoals in Morning Mr. Magpie. De stem ook niet. Wat nieuw is is de enorme hoeveelheid geluidseffecten – meer nog dan op Kid A. Voordat je The King of Limbs kan omarmen moet je je eerst door vijf lagen overdubs en achtergrondgeluiden heen werken. Structuren zijn nog warriger – liedjes – voor zover je daarvan kan spreken – gaan op het eerste gehoor alle kanten op. Lotus Flower is verreweg het meest toegankelijke nummer. Feral, en het eerste nummer Bloom zijn vooral geluidsschetsen. Wat echt opvalt is de (relatief) lichte toon. In Codex zingt Yorke zoals hij nog nooit gezongen heeft: vrijwel emotioneel neutraal. Give Up the Ghost klinkt als een soort Gospel – lijkt ergens wat op House of Cards van In Rainbows. Het album klinkt soms zelfs vrolijk. Ik herhaal: Vrolijk. En dan bedoel ik dus v-r-o-l-i-j-k. Alsof het leuk is om muziek te maken, ofzo, en het leven mooi is. Little by Little bedoel ik dan. Jongens, dat is wel een HEEL radicale breuk met het verleden. Ik weet niet of ik dat wel trek, eigenlijk. We hadden toch met z’n allen besloten dat het leven een tranendal was, en dat we allemaal naar de verdoemenis gaan, op wat voor manier dan ook?

Nog een puntje: het zijn maar acht nummers, en er zijn nog minstens acht nummers die al ooit live zijn gespeeld maar niet op dit album staan. Het laatste nummer heet ‘Separator’, en het refrein klinkt een beetje als ‘if you think this is all there is, you’re wrong’, al is het niet héél duidelijk wat Yorke nou precies murmelt. Er zou dus nog weleens wat meer in de pijplijn kunnen zitten. Hopelijk niet zo vrolijk. Want het leven is een tranendal, en we gaan allemaal naar de verdoemenis, en dat moet vooral zo blijven. Voorlopig oordeel: of een groeiplaat of een zaadplaat.

Miko Flohr, 18/02/2011