Tolerantie, Verdraagzaamheid en Solidariteit

Gek is dat. Van die woorden die voor de één symbool staan voor hoe men zichzelf ten opzichte van anderen zou moeten bewegen, en die voor de ander symbool zijn voor al wat er mis is in de samenleving. Ik kom, zoals u wellicht weet, uit een tamelijk links nest. Tolerantie, verdraagzaamheid en solidariteit zijn voor mij van kinds af begrippen die inherent verbonden zijn aan de manier waarop ik vind dat mensen zich ten allen tijde ten opzichte van elkaar zouden moeten gedragen. Tolerantie is goed; intolerantie is slecht. Verdraagzaamheid is goed; onverdraagzaamheid is slecht. Solidariteit is mooi, ongelijkheid en egoïsme zijn lelijk. Het zijn begrippen die, op die momenten dat je kritisch nadenkt over je eigen handelen, bewust of onbewust een moreel ijkpunt vormen of zouden moeten vormen. Natuurlijk zijn tolerantie, verdraagzaamheid en solidariteit daarbij wel in de eerste plaats doelen die ik mezelf zou stellen. Ze vormen geen keurslijf dat ik dwingend aan anderen zou willen opleggen, al heb ik natuurlijk wel voortdurend meningen over wat anderen doen en niet doen. Neem nou Geert en zijn parmantige kornuiten.

Wat mezelf betreft faal ik overigens voortdurend hopeloos. Ik ben bij herhaling en bij voortduring intolerant, onverdraagzaam, en egoïstisch. Ik heb een bloedhekel aan mensen met onderbuikgevoelens, negatieve vooroordelen en keiharde ongenuanceerde meningen, maar ik ben zelf op onbewaakte momenten werkelijk geen haar beter. Mijn onderbuik pruttelt dan harder dan die van een hond met diarree, ik ben er dan stiekem overtuigd van wat voor iemand u bent vóór we een woord hebben gewisseld, en ik vind dan dat het mij onwelgevallige ook best gewoon verboden zou kunnen worden. Zó weldenkend, tolerant en genuanceerd ben ik op onbewaakte momenten. En dat soort onbewaakte momenten zijn niet per se heel zeldzaam. Ik heb principes, ideeën en opvattingen over hoe mensen zich zouden moeten gedragen, en ik maak ze zelf minder waar dan ik wellicht zou kunnen of misschien wel moeten. Maar wie niet? Wie, behalve degene die beweert geen principes te hebben, slaagt erin volledig en voortdurend aan zijn eigen morele standaarden te voldoen? En hoezo maakt die imperfectie het ook maar enigszins hypocriet om nog steeds te streven naar tolerantie, verdraagzaamheid en solidariteit? Hoezo maakt dat het verwerpelijk om met anderen te praten over wat we goed en fout vinden aan wat anderen doen en laten?

En dan lees ik dus zo’n stukje waarin ‘s lands bekendste internetfenomeen beweert te moeten kotsen als hij mensen hoort spreken over tolerantie, verdraagzaamheid en solidariteit (dit naar aanleiding van die demonstratie) en:

Er is geen enkel geciviliseerd land waarin “respectvolle” en “fatsoenlijke” mensen zoveel bloed aan hun handen hebben als Nederland.

Dan denk ik dus: gaat dit nou over mensen zoals ik? Dat zou immers zomaar kunnen: ik vind de PVV intolerant en respectloos en meen te zien hoe Wilders xenofobie, hysterie en chronische obsessiviteit aanwakkert. En, ja, ik zou in staat zijn om de straat op te gaan, als het nóg erger wordt dan het nu al is, om te laten zien dat er gelukkig nog voldoende mensen zijn die het géén probleem vinden dat een gelovig moslim burgemeester van ‘s lands tweede stad kan worden, en die geen problemen hebben met hoofddoekjes, maar wel met de onwelriekende stemmingmakerij van De Blonde God Van Venlo. En hoezo zou ik daarover eigenlijk mijn mond moeten houden? Hoezo zou ik geen tolerantie, verdraagzaamheid en solidariteit mogen prediken, hoe imperfect ik zelf ook ben? En hoezo wordt hier even de dood van Fortuyn en Van Gogh in de schoenen geschoven van ‘tolerantie, verdraagzaamheid en solidariteit’ (WTF?!)? Hoezo wordt MIJ verweten geweld te legitimeren om wat ik vind? Met Volkert van der Graaf en Mohammed Bouyeri heb ik werkelijk niets maar dan ook niets te maken: hun daden zijn daden van wanhopige zielen, verdwaald in hun eigen principes. NIEMAND heeft hier bloed aan zijn handen omdat hij toevallig links is en een mening heeft over de maatschappij waarin hij leeft.

Uiteindelijk is het natuurlijk vooral een beetje geleuter. Laten we de term ‘jij-bak’ hier vermijden, maar als je enige argument tegen ‘tolerantie, verdraagzaamheid en solidariteit’ uiteindelijk erin bestaat dat je vindt mensen die het prediken een dubbele moraal hanteren, kun je best wel met wat gevleugelde woorden en vliedende oneliners je retorische gelijkje halen bij mensen die er eigenlijk toch al hetzelfde over dachten als jij; inhoudelijk draag je niks bij, en sceptici ga je er niet mee overtuigen. Maar vooral: als ik roep dat Wilders domme, onbeschofte dingen zegt over moslims en van mening ben dat hij dat niet zou moeten doen, legitimeer ik nog lang geen geweld, gelukkig, en ik beoog ook gansch geen inperking van de vrijheid van meningsuiting. Sterker nog: ik maak er met graagte gebruik van door te zeggen dat Wilders domme, onbeschofte dingen zegt over moslims, en dat-ie wat mij betreft beter z’n geblondeerde harses zou kunnen houden. Als ik vervolgens met een spandoek de straat opga, met honderd anderen in mijn kielzog, mag u natuurlijk best kotsen (uitlachen is overigens voor alle partijen een stuk gezelliger), maar doen of ik aanzet tot haat, geweld, en wat dies meer zij, is lege stemmingmakerij, en een parodie op discussiëren. En kom niet aan met ‘dat doen hunnie van Joop.nl ook’, ik ben ‘hunnie van Joop’ niet, en heel veel verstandige mensen zijn ‘hunnie van Joop’ niet.

Miko Flohr, 26/02/2011