Volgens het delftsblauwe tegeltje aan mijn muur dient men ijzer te smeden als het heet is. Wel, het ijzer is, naar het zich laat aanzien, momenteel tamelijk heet – zo heet dat het zich de grond in dreigt te smelten – dus laten we aambeeld en hamer er even bij pakken en de gloeiende staven een zinnige vorm geven. Sorry, wat zegt u? Ik sta hier te hameren, en versta het niet. U vindt het onkies zegt u? Want? Ah. Natuurlijk. We moeten niet over de ruggen van menselijk leed en angst politiek bedrijven. En waarom eigenlijk niet? Bedoelt u soms dat dat onfatsoenlijk is? Ah, juist. Ik snap het al. We moeten nu koel en rationeel handelen om de dreigende nucleaire crisis op te lossen en er op een later moment eens in alle rust over praten. Wel. Dat is niet mijn idee, vriend. En ik vind het ook een beetje raar. Jarenlang loopt u te schreeuwen dat kernenergie veilig is en de toekomst heeft, en nu keren de feiten zich tegen u, en vindt u het ‘niet gepast’ de discussie aan te gaan. Mag ik dat een tikkeltje laf vinden? Ja, dat mag ik vinden. U bent als die jammerende keeper die zojuist een strafschop tegen heeft gekregen en niet op de doellijn wenst te gaan staan omdat de aanvaller die u zojuist met verve getorpedeerd heeft zoveel pijn heeft. Geen gezeik. Onze spits redt het wel. Sterker nog: hij staat er al klaar voor. Dus: poten op de doellijn, wachten op het fluitje, en zo even de bal uit het net halen. Die bal gaat zodadelijk, via de binnenkant van de linkerpaal en uw o-zo fatsoenlijke achterwerk de goal in. Gelijkmaker. In blessuretijd. Dat wordt verlengen. U dacht dit potje al stiekempjes gewonnen te hebben, maar helaas. De dikke dame was er nog niet, we hoorden nog geen blues. Het debat gaat voort.
Laten we onszelf niets wijs laten maken door al die fatsoensrakkers die voor kernenergie zijn en er nu uit een hypocriet soort piëteit niet over willen praten: er zijn natuurlijk verdomd weinig momenten waarop het gepaster is om over de toekomst van ons kernenergiebeleid te praten dan juist op dit moment. Nederland ligt niet op een seismisch breukvlak, uiteraard, maar we liggen wel op en onder zeeniveau. Het gebied waar nu de kerncentrale van Borsele staat overstroomde in 1953 op een haar na. Als zoiets nogmaals gebeurt – de Westerschelde is onbeschermd, en de centrale van Borsele ligt er ongeveer twintig meter vanaf – kan er ook daar een risicosituatie ontstaan (zie ook de foto hierboven van Dodewaard bij hoogwater in 1995). Uiteraard, de kans dat het misgaat is en blijft uitzonderlijk klein, maar het heeft iets intens paradoxaals om aan de ene kant plannen te maken om de dijken langs rivieren en zee te verhogen vanwege toenemende overstromingsrisicos en tegelijkertijd te discussiëren over de aanleg (of heropening) van kerncentrales direct achter die dijken – en waar moeten we ze anders bouwen? Maar goed, laten we wel wezen: dat het nu mis gaat in Japan is feitelijk vooral een probleem voor al die lieden die hebben geroepen dat kernenergie zo veilig was, en dat er in westerse landen met hun strenge veiligheidsvoorschriften, geen rampen zouden kunnen gebeuren. Wel, dit is Japan. Veel geavanceerder dan daar wordt het niet, en als het in Japan onder extreme omstandigheden mis kan gaan, waarom dan niet net zo hard in Europa?
Toch is het (kleine) risico van ongelukken voor mij niet de echte reden om fel gekant te zijn tegen kernenergie. Mijn probleem ligt bij het kernafval en de indrukwekkende hypotheek die je daarmee neemt op de toekomst. Ja, we zijn in staat structuren te ontwerpen waarbinnen afval veilig opgeslagen kan liggen. De wetenschap heeft daarin grote progressie geboekt, en de resultaten zijn meetbaar en in orde – zo lijkt het. Maar nu is niet de eeuwigheid. De belangrijkste voorwaarden voor de opslag van kernafval zijn voortdurende politieke stabiliteit van de regio waarin het afval ligt opgeslagen en de continuïteit van de instituties die de opslag regelen – en dan hebben we het niet over een periode van tien, twintig of vijftig jaar, maar over een spanne van eeuwen, zo niet millennia. We stoppen de aarde vol met gif, zonder erbij stil te staan wat daar over tweehonderd jaar tijd mee kan gebeuren. Kiezen voor kernenergie impliceert de aanname dat de geopolitieke rust en continuïteit in Europa voor de komende millennia gegarandeerd is. Gegeven het feit dat de Europeanen elkaar de afgelopen honderd jaar meermalen de hersens hebben ingeslagen en dat veel van onze instituties nauwelijks tweehonderd jaar oud zijn lijkt me dat een uitermate extravagante claim. Iedereen met een historisch besef dat verder terugreikt dan, pakweg, 1968 zou moeten weten dat we de toekomst met een last opzadelen waarvan we bij god niet weten of ze die kan dragen. Want uiteindelijk gaat het bij kernenergie niet om alle geavanceerde trucs en technieken die we nu kunnen bedenken. Uiteindelijk gaat het om wat mensen dertig, vijftig, honderd, tweehonderd jaar van nu kunnen en, vooral doen. De toekomst is mensenwerk en dat geeft reden tot zorg. Misschien wordt het tijd dat we ons dat eens even heel grondig realiseren en een plaats geven in de discussie over kernenergie.
Miko Flohr, 14/03/2011