Een beetje wrang is het wel, natuurlijk, maar één van de logische bijeffecten van de zich langzaam ontvouwende kernramp bij Fukushima is dat we het in Nederland eindelijk weer eens hebben over iets dat echt belangrijk is: ons energievraagstuk. Dat werd ook eigenlijk wel weer eens hoog tijd. Al dat voortdurend verongelijkte geneuzel over achterlijke culturen en mislukte integraties ten spijt is het onze nationale energiehuishouding die al jaren schreeuwt om aandacht. Als we blijven aanmodderen zoals nu wordt het uiteindelijk een dure janboel, maar op een of andere manier vinden we hoofddoekjes op straat en masse belangwekkender dan het licht in onze woonkamer. Energie, dat was iets voor olieboeren en milieufanatici, toch? Nope. De echt belangrijke politieke beslissingen van de komende jaren zullen echt niet op het terrein van integratie liggen of op dat van de scheiding tussen kerk en staat. De sleutelvraagstukken van deze tijd liggen niet eens op het terrein van de welvaartsverdeling, verzorgingsstaat of onderwijs. Als later historici één belangwekkend oordeel zullen vellen over de tijd waarin wij nu leven zal dat om één ding gaan: energie – en laten we hopen dat dat oordeel er niet op neer zal kommen dat we alle kennis en middelen in huis hadden om het juiste te doen, maar dat onze culturele obsessie met het andere ons ervan weerhield om überhaupt maar iets te doen.
Ik heb het hier dus over energie, en niet over kernenergie. Dat is een bewuste keuze. Het is gemakkelijk om vanaf de zijlijn te roepen dat we nooit meer één kerncentrale mogen bouwen – waar ook ter wereld. Het is veel moeilijker om met een doordacht, realistisch en politiek haalbaar verhaal te komen over het totaalplaatje – en dat is wel wat deze tijd vraagt. Dat mijn partij nu pleit voor een landelijk referendum over een eventuele nieuwe kerncentrale (in de hoop dat de burger zo’n ding niet vreet) zint me dan ook maar matig. Ik ben ook niet voor zo’n centrale, maar nu om een referendum vragen wekt de indruk van een goedkoop en populistisch meevaren op de stralingsgolven uit Fukushima – dat is GroenLinks onwaardig. Als je over dit moeilijke onderwerp echt een referendum wil houden, moet je de kiezer keuzes geven uit verschillende gelijkwaardige alternatieven.
Maar eigenlijk gaat de hele kernenergie-ja-of-nee discussie voorbij aan een veel belangrijkere vraag: wat is eigenlijk nou precies de rol die een overheid zou moeten spelen in de energiemarkt, en vooral: hoe willen we dat die energiemarkt eruit ziet? Gezien de ruimtelijke impact van energieopwekking in welke vorm dan ook is het onzinnig om te veronderstellen dat ‘de markt’ dit wel even oplossen zal: voor onze energievoorziening hebben we de overheid hard nodig, en dat zal de komende decennia echt niet veranderen: vergunningen zijn en blijven politieke keuzes. De keuzes die onze volksvertegenwoordiging maakt (of, onverhoopt, niet maakt) zullen hoe dan ook een diepe impact hebben op energieprijs, economische groei en materiële welvaart op korte en langere termijn. Kortom, lieve vriendjes en vriendinnetjes in Den Haag en van de pers, allemaal leuk en aardig, die keppeltjes, hoofddoekjes, halskettingen en burqa’s, maar het speelkwartier is nu wel om. Hoog tijd om uw energie eens te wijden aan de toekomst van dit land.
Sleutelvraag is of we willen dat de overheid voor de korte termijn overvloed stimuleert – waarbij de energieprijs (kunstmatig) laag is en het verbruik dus hoog – of schaarste – waarbij de energieprijs (kunstmatig) hoog is en het verbruik dus lager. Ons antwoord op deze vraag bepaalt in hoeverre en hoe snel we af kunnen van de kolen en kernenergie en tot op welke hoogte hernieuwbare energie een aantrekkelijk alternatief wordt. Bij een lage energieprijs zal dat beperkt het geval zijn, bij een hoge energieprijs ligt dat anders. Cruciaal is de doorwerking van de korte termijn op de langere termijn: hoog verbruik in de komende jaren leidt later wellicht/vermoedelijk/waarschijnlijk tot problemen met grondstofprijzen (neem nou uranium…), klimaat en, in extreme gevallen, nucleaire veiligheid. Lage prijzen stimuleren bovendien doormodderen zonder innovatie. Schaarste zal in het begin wellicht een beetje pijn doen maar uiteindelijk creativiteit, innovatie en duurzaamheid stimuleren. Kortom: we kunnen nog jaren soebatten over hoe we de energie gaan opwekken, maar de kernvraag is hoeveel energie we vinden dat we nodig moeten hebben en hoe zich dat verhoudt tot wat we nu verbruiken. Scenario 1: overvloed en lage prijs, scenario 2: schaarste en hoge prijs. Wie heeft er het lef te stemmen voor scenario 1, ook wel bekend als ‘après moi, le déluge’?
Miko Flohr, 29/03/2011