Gelukzoekers. Als je erover nadenkt is het raar dat dat woord in het Nederlands zo’n negatieve klank heeft gekregen. Een gelukzoeker is iemand die iets zoekt dat we uiteindelijk op een bepaalde manier allemaal hopen te vinden: geluk. Niet ‘geluk’ als in ‘een mazzeltje’, een lot uit de loterij, een kortstondig vlammetje dat meteen weer dooft, maar ‘geluk’ als in ‘een aangename toestand waarin men zijn wensen bevredigd ziet’, zoals meneer Van Dale het omschrijft. Het zal dat verdoemde poldercalvinisme wel weer zijn dat de Nederlander in de weg zit bij het herkennen van de eigen permanente queeste en het waarderen van andermans zoektocht. Want gelukzoekers, dat zijn in ons huidige vocabulaire lieden die iets proberen te krijgen waar ze eigenlijk geen recht op hebben. Gelukzoekers snuffelen volgens de Nederlander aan het plafond van het betamelijke, speuren naar gaatjes en zwakke plekken en proberen door de grenzen van wat het lot hen heeft toebedeeld heen te breken, op weg naar plaatsen waar ze niet horen. Dat moeten we niet willen met z’n allen. Een beetje geluk, prima. Maar je moet het vinden of er door gevonden worden, en het vooral niet zelf zoeken.
En dat dus in een land waar men vierhonderd jaar na dato nog steeds liederen zingt over de zilvervloot van Piet Heyn en waar men nog immer spreekt van die roemruchte VOC-mentaliteit. Zonder alle gelukzoekers uit de Gouden Eeuw was Holland nog immer wat het in de late middeleeuwen was: een rottend en stinkend moeras. Maar ja. ‘Onze’ gelukzoekers heten dan weer géén gelukzoekers. Die noemen we helden, als ze dood zijn en bij leven en welzijn genoeg Spanjaarden of Britten de dieperd in hebben gezonden (meer recentelijk: Duitsers). Die noemen we ijzervreters, hakken we uit steen en gieten we in brons en zetten we op een voetstuk. Of we noemen ze, indien het gaat om mensen zoals u en ik, globetrotters en bewonderen de verhalen en foto’s uit de verre landen waar men verblijft of woont. Of we noemen ze backpackers. Desnoods expats. Maar géén gelukzoekers. De onzen hebben het geluk namelijk niet zelf gezocht, maar hebben het op miraculeuze wijze gevonden. U begrijpt: dat vliegticket werd geheel toevallig en per ongeluk gekocht op een nietsvermoedende maandagmorgen – sterker: het viel spontaan op de deurmat, en die sollicitatiebrief, die schreef zichzelf – en opeens was daar een aanbod.
Iemand als Nizar. Dát vindt men in polderland nou een gelukzoeker. Of eigenlijk niet, want hij heeft een naam, een gezicht, en een verhaal en dat hebben gelukzoekers dan natuurlijk ook weer nooit. Stigmatiseren doen we immers alleen als het beestje geen naampje heeft. Maar behoudens dat we sinds dit weekend weten wie Nizar is, past hij helemaal in het plaatje. Twee keer in een gammele, overvolle boot de oversteek gewaagd van Tunis naar Lampedusa. Twee keer geluk gezocht en, natuurlijk, pech gevonden. Want regels zijn regels, en een fort is een fort. Maar zijn Winnie zouden we dan natuurlijk weer nooit een gelukzoeker noemen. Winnie ging hoogzwanger haar Grote Liefde Nizar ophalen. In Lampedusa. Dan ben je dus geen gelukzoeker in Nederland. Hoogstens zouden we kunnen zeggen dat ze haar geluk achterna gaat – en dat vinden we prima. Achter het geluk aan: duimen omhoog. Voor het geluk uit: zuinige mondjes. In Italië hadden ze het al romantisch over een Odysseeliefde, vanwege de grote omzwervingen van beiden, maar in de praktijk, ter plekke, kwam het toch vooral neer op een pijnlijk gevalletje Pyramus en Thisbe: twee smachtende geliefden en daartussen het onverbiddelijke hek. Met gaten, dat dan weer wel.
Quod licet Iovi, non licet bovi, heet dat: wat voor de een geldt als mooi en nastrevenswaardig, geldt voor de ander eigenlijk als overmoedig en ongepast – totdat de ellende een bekend gezicht heeft. Dat Europa deels een fort is, is op het moment misschien wel onvermijdelijk. Maar dat sommigen daar een retoriek op loslaten die de geluksambitie van buitenstaanders ridiculiseert en delegitimeert is, tsja, vooral heel typisch voor de dubbele standaarden die we in het vrije en verlichte Westen nog immer hanteren voor ‘insiders’ en ‘outsiders’.
Miko Flohr, 17/05/2011