Een dorpsrel in Amsterdam Oost

Gisteren heb ik voor het eerst de filterfunctie van tweetdeck gebruikt. Het duurde overigens maar vijf minuten, maar ik had er even totaal tabak van. Over en weer ging het gehakketak. Van de ene kant klonk het dat weer eens aangetoond was dat het echt helemaal mis was – in concreto met de bestuurlijke kwaliteiten van een zekere mevrouw Elatik die de scepter zwaait over het bestuur van de deelgemeente, en in abstracto – uiteraard – met die hele linkse hobbyistenbestuurderskliek van PvdA, GroenLinks en D66, waarvan deze mevrouw Elatik plots een typisch en representatief voorbeeld blijkt te zijn. Van de andere kant klonk het bagetelliserend dat het allemaal lang zo erg niet was, dat de Fatimaleaks eigenlijk niet zoveel spectaculairs boven tafel hadden gebracht, en dat er sprake was van veel gespin, en weinig wol. U kunt zelf de namen en rugnummers wel invullen, vermoed ik. Het ging er al dagen ouderwets fel aan toe. En het hield maar niet op. Ik stond erbij, en ik keek ernaar, en zette de filter aan. Maar als je filtert op ‘Elatik’ komt ‘Fatimaleaks’ gewoon door, en als je filtert op ‘Fatima’, dan verschijnt ‘Elatikgate’ gewoon doodleuk in je tijdlijn. Er was geen ontkomen aan.

Ik had natuurlijk het hele Elatikgatespektakel wel een beetje gevolgd, uit een soort van basisinteresse, maar ik merkte dat ik me er niet zo druk om kon maken. Of Elatik er wel of niet iets van kan? Wel, als ze het allemaal heel erg goed had gekund, dan was ze vast niet blijven hangen in het stadsdeel. Ook al is Amsterdam Oost zo groot als Amersfoort, het stadsdeelvoorzitterschap lijkt me nou niet echt een politieke droombaan. Het lijkt me een tamelijk ondankbare parkeerfunctie. Tussen de wal en het schip. Maar misschien zit ik er totaal naast. Ik vond – en vind – wel, dat het belangrijk is dat dit soort klunzige lekken in ons democratische systeem aan het licht komen. Wat vertrouwelijk is (en dat is liefst zo min mogelijk), moet dat ook echt zijn. Daarom vond ik het ergens wel terecht dat Bert Brussen enige stampei maakte bij de ontdekking van al dat mooie spul waar hij zijn Pinksterweekend mee heeft doorgebracht. De ongelofelijke knulligheid – dat kan niet, op geen enkel bestuurlijk niveau. Verder vind ik het hele verhaal niet zo interessant. Blijkbaar is er gedoe met geld, en met politiek geklungel, en met misplaatst optimisme. Soit. Het is lokale politiek – shit happens. Was het mijn woonplaats geweest, dan zou ik me er druk over maken. Maar dit is Amsterdam. Dat is erg ver van mijn bed. Als shit happens in Nijmegen, of in Tilburg, of in Maastricht, dan haalt men in Amsterdam de schouders op, en lacht men eens wat over de provincie. Als shit happens in een fokking DEELGEMEENTE in Amsterdam, dan is het land te klein, en moeten we allemaal oh, ah, en schande roepen. Get a life. Lokale politiek is voor de locals – Amsterdam voor de Amsterdammers, Nijmegen voor de Nijmo’s, Tilburg voor de Tilbo’s (U mag mij hier overigens aan herinneren als er ooit iets speelt met een PVV-er, CDA-er of VVD-er in Wassenaar of Valkenburg aan de Geul en ik mij hogelijk loop op te winden).

En dan is er nog iets anders. Ik moest daar gisteren opeens aan denken. Vooropgesteld, ik ben geen Fortuynist. Ik denk dat Fortuyn het in veel opzichten totaal bij het verkeerde eind had, maar één ding zag hij aardig scherp: dat dat hele politieke wereldje van eind jaren 90 in zekere mate in een eigen werkelijkheid leefde, en geen flauw idee had wat er werkelijk speelde in het land. Ik ben ervan overtuigd dat hij daarmee óók en vooral bedoelde dat men in de politiek niet doorhad wat de consequenties van beleid (of de afwezigheid daarvan) waren voor Jan en alleman. De implicatie is: Politiek gaat over beleid, en niet over personen. We zijn nu tien jaar verder, en als Fortuyn één meetbaar effect heeft gehad, is het – tragisch genoeg – vooral dat het debat in Nederland eigenlijk alleen nog maar over personen gaat, en nauwelijks over beleid. ‘De kogel kwam van links’ ‘Wouter heeft een mooi achterwerk’. ‘Wouter draait en is niet eerlijk’. Op Jan-Peter zijn we ‘uitgekeken’. Geert is een ‘fascist’ – of ‘de enige die het snapt’. Agnes is een ‘zuurpruim’. Job staat te hakkelen. Alexander en Femke weten het altijd beter. Mark blijft maar glimlachen. En Fatima kan er niets van. Of misschien ook weer wel, wat het hangt altijd allemaal maar af van aan wie u het vraagt.

Het zijn niet alleen (of misschien wel niet zozeer) de politici die dit doen. De journalistiek – althans, een flink deel ervan – heeft de les van Fortuyn aangehoord, begrepen, door de gehaktmolen gehaald en verwerkt tot iets dat vooral lijkt op het tegenovergestelde van wat Fortuyn zei te bedoelen: politici doen ertoe, beleid niet. Dat is jammer, en zonde. Want uiteindelijk gaat het er niet om wie de poppetjes zijn, maar om wat voor beleid ze produceren en om hoe dat beleid zich verhoudt tot wat kiezers willen en niet willen. Als je erover nadenkt is een focus op poppetjes eigenlijk maar voor één groep lieden aantrekkelijk – en dat is voor lieden die eigenlijk het liefst zo min mogelijk beleid willen – omdat ze er belang bij hebben dat er zo min mogelijk verandert, of omdat ze belang hebben bij een overheid die door wantrouwen bij de kiezers steeds verder krimpt. Bij die groep horen linkse kiezers en politici over het algemeen niet. Henk en Ingrid overigens ook niet. Als links politicus moet je dus zorgen dat je zo min mogelijk aanleiding geeft tot dergelijk gekonkel en gedoe. Zeg maar geen. Ik zie daar nog wel wat ruimte voor verbetering, zo her en der, wellicht ook in Amsterdam Oost (al mogen ze dat van mij lekker zelf uitzoeken). Ken je tegenstander, en wees hem of haar voor: als je een grote overheid wil om meer te kunnen doen voor zwakken in de samenleving, gelden er – in de praktijk – simpelweg hogere eisen voor wat betreft de manier waarop je je ambt vervult.

Miko Flohr, 15/06/2011