Dorische Tempel

Opeens week ik af van mijn route vanmorgen. Niet rechtsaf de Via Stabiana op, maar linksaf, de trappen op, naar het Foro Triangolare. Ik had een beetje met deze dag in m’n maag gezeten, eigenlijk. Misschien, als ik gewoon in Engeland was geweest, of in Nederland, was het ongemerkt gepasseerd. Een goed glas wijn wellicht, en wat mijmeringen later op de avond, rond het uur U. Een kort gesprek – wat heen en weer gekaatste opmerkingen wellicht eerder. En dan gewoon slapen. Tien jaar is een lange tijd, en dat tien een mijlpaal is waar je bij stil zou moeten staan, is uiteindelijk ook maar conventie. Had de mens twaalf vingers gehad, dan was dat allemaal heel anders geweest. Maar ik was niet in Engeland. En ik was niet in Nederland. Ik was in Pompeii, en dat gaf het, zacht uitgedrukt, een wat andere dimensie. Het was niet zo gepland. Pas na het vaststellen van de campagneweken realiseerde ik me dat dit precies zo uit zou pakken. Dat zegt eigenlijk op zich al genoeg.

Ik ben sinds dat ongeluk op de Duitse Autobahn nooit bang geweest om in een auto te springen, maar deze week zag ik er opeens tegenop. Ik had afgesproken met iemand om te gaan eten, in de heuvels verderop. Hij had een auto, en verder allemaal geen punt. Behalve dat ik dat ritje dus niet ging trekken. Uiteindelijk liep het allemaal sowieso anders, maar daar gaat het niet om. Het was weer een van die momenten waarop ik eraan herinnerd werd dat er ergens, diep van binnen, een litteken zit dat zich soms, in extreme omstandigheden, laat gelden. En het vooruitzicht op een autoritje in Pompeii, een paar dagen voor de tien jaar-grens, bleek dus opeens een tamelijk extreme omstandigheid, zo middenin een enigszins eenzame en tamelijk vermoeiende veldwerkexercitie.

Maar ik sloeg dus opeens linksaf, naar het Foro Triangolare, en daar bleef ik eens even zitten, in de schaduw, op het stylobaat van de Tempio Dorico, in de ochtendschaduw. Het was nog stil, geen toeristen. De stenen waren koud. We gingen dan wel jaarlijks naar Pompeii, met Nijmegen, maar het hart van onze toenmalige hoogleraar lag toch eigenlijk bij Griekse Tempelarchitectuur, en terwijl wij muren tuurden, werkte hij dan ook aan zijn boek over de zogenaamde Dorische Tempel, en groef hij op op de mooiste plaats van de stad. Hij heeft het boek geloof ik nog net in zijn handen gehad – of het was juist gedrukt en we gingen het ophalen – toen we onderweg naar Pompeii over de kop sloegen en hij met nog wee anderen verongelukte – vandaag dus precies tien jaar geleden.

Ik was op dat moment met mijn scriptie bezig, en zou in Pompeii wat dingen gaan controleren. Ik weet nog goed hoe ik een jaar eerder met hangende pootjes naar zijn huis in Nijmegen fietste om met hem te spreken over een eventuele scriptie en het onderwerp. Er was wat gedonder geweest, eerder, en ik wist niet helemaal zeker of dat nou wel echt weer helemaal goed zat. Ik werd uiteraard hartelijk ontvangen. Hij had ons toneelstuk gezien, en wat kon ik goed toneelspelen. Dat moest ik in het dagelijks leven ook maar eens wat vaker doen. Daarmee was de kous af, en werd mij en passant een les meegegeven die ik tot op de dag van vandaag bij me draag.

Dat zijn dan van die dingen die je gedachten passeren, als je daar even zit, op dat stylobaat. En dan sta je maar op en ga je gewoon maar weer verder met de dag. Want tien jaar is wel echt een heel lange tijd. Ook al lijkt 2001 in 2011 dichterbij dan 1991 leek in 2001.

Miko Flohr, 30/06/2011