Handen af van de Gouden Koets

Harry van Bommel en Mariko Peters vinden dat de verwijzing naar slavernij op de Gouden Koets verwijderd moet worden, want zo’n afbeelding herinnert ons aan “een gruwelijke periode in de Nederlandse geschiedenis”. Het is een bizar plan. Er is vrij weinig reden om trots te zijn op het Nederlandse koloniale verleden, maar nog minder reden om te doen of het niet bestaat. Dat gebeurt namelijk al genoeg. Nederlanders hebben een lastige verhouding met hun verleden. We herinneren ons maar al te graag de roemruchte daden van onze voorvaderen in de Grote Opstand tegen de Spanjaarden. Piet Heyn en de Zilvervloot en Michiel de Ruyter op de Thames zijn iconische verhalen die nog steeds – mede – onze nationale identiteit kleuren. Daar staat tegenover dat we dat wat minder mooi past het liefst verbannen naar de marges van onze geschiedenisboekjes, of met de mantel der liefde bedekken. Het Nederlandse koloniale verleden is daar misschien wel het meest schrijnende voorbeeld van. Nog steeds spreken velen over de ‘politionele acties’ als ze verwijzen naar de bloedige oorlog die het Nederlandse leger kort na de eigen bevrijding in Indonesië voerde, en nog steeds stribbelt onze regering tegen als slachtoffers van door het KNIL aangerichte bloedbaden in de ‘Oost’ zijn aangericht – zoals deze week nog bleek in de rechtszaak over het bloedbad in Rawagedeh, die onze staat – gelukkig – verloor.

Dat op Hare Majesteit’s gouden koets een afbeelding staat waarin dit koloniale verleden wordt verheerlijkt, wist ik eerlijk gezegd niet eens – het is mij nooit opgevallen, en ik heb er nooit iemand eerder iets over horen zeggen. Ik vermoed dat negentig procent van de Nederlandse bevolking tot vandaag nog nooit gehoord had van de “Hulde der Koloniën”. Misschien is dat ook wel omdat we het liefst doen of de schildering er niet is, want het moet gezegd: het is inderdaad een tamelijk opvallend geheel, met een leger onderdanige negers en javanen dat de blanke koloniale medemens gedwee ploeterend alle koloniale rijkdommen komt brengen. Ik zie overigens geen expliciete verwijzing naar slavernij – niemand zit aan een touwtje – maar het onderliggende mensbeeld is maar al te duidelijk: blank aan de top, en donker daaronder. Is ook niet zo gek. Blanke suprematie was in de wereld van het einde van de negentiende eeuw niet alleen gangbare praktijk, maar ook sociaal geaccepteerd – althans, in de westerse wereld. U kunt zich daar natuurlijk over opwinden, maar dan moet u bij uw betovergrootvader zijn, niet bij uw huidige medemens.

Het plan van Van Bommel en Peters, ondersteund door het Landelijk Platform Slavernijverleden en het Comité Nederlandse Ereschulden, blinkt, zelfs in de categorie ‘lichtzinnige politieke proefballonnetjes’, uit door ondoordachtheid: verwijderen is, zeker op termijn, vergeten, en het lijkt me dat precies dát hetgeen is SP en GroenLinks nou net niet willen bereiken. Is eigenlijk stiekem best wel meer iets voor Trots op Nederland. De beste manier om Nederlanders in staat te stellen hun koloniale verleden een plaats te geven is ze er voortdurend aan te herinneren. Telkens weer, totdat niemand meer kan vergeten dat we met onze superieure Joods-Christelijke cultuur niet alleen zijn geworden wat we zijn door dijken te bouwen, hard te werken en slim te handelen, maar ook door keiharde repressie en uitbuiting. Alleen al om die reden moet de “Hulde der Koloniën” behouden blijven, en we moeten nog heel lang in die Gouden Koets blijven rijden. Sterker: een foto van de Gouden Koets, met uitleg, verdient een plaatsje in ieder schoolboek over de vaderlandse geschiedenis, zodat beginnende en gevorderde politici in het vervolg wellicht twee keer na zullen denken voor ze beginnen over die goeie ouwe VOC-mentaliteit.

Miko Flohr, 16/09/2011