Weer zo’n bliksembezoek. Eigenlijk stond het niet in de planning. Ik zou woensdag naar Loon op Zand gaan, en dan vrijdag van Loon op Zand op en neer naar Groningen, en dan zaterdag braaf terug naar Oxford. Maar zo gaat dat natuurlijk niet. Ik had het paper nog niet af, en wilde nog even wat nakijken in de bibliotheek. Er was de mogelijkheid voor een borrel. Enfin, voordat de smoes was gezocht was zij al gevonden. Dus daar zat ik weer in de trein. In de bus. In de lift. Op die zevende verdieping – waar alles hetzelfde is en totaal anders. Een soort ouderlijk huis waar je elk hoekje kent maar allang niet meer woont. Snel even naar de bibliotheek. Alle boeken staan anders. Je kan nog slechts boeken zoeken met een login-code – heel ongastvrij. Eduroam deed het niet, dus met geen mogelijkheid kon ik ergens bij. Belachelijk – alsof je een vreemde bent in je eigen studeerkamer. Maar de tijd is er niet om erover te zaniken. Veertig minuten heb ik. Snel wat punten op wat i’s. Dubbele regelafstand. Toch maar arial, twaalf punts, en printen. Dan borrelen. Dan kaasgehakt eten bij De Plak. Dan een (één, godbetert!) Paulaner in Samsom en húp, weer in de trein naar Tilburg
Het blijft de moeite waard, en het blijft frustrerend. Heel even heb je sommigen van iedereen weer gezien, en net als het gesprek begint, is het alweer afgelopen. Vluchtig, maar niet oppervlakkig. Warm, maar niet compleet. Maar ik mag niet mopperen. De kansen die je krijgt ‘in ballingschap’ zijn, zeker in Oxford, echt geweldig, nog los van het feit of het ooit wat oplevert. Het zijn mooie dingen die ik daar doen mag. Maar dat neemt niet weg dat ik iedere keer als ik in Nijmegen ben een beetje het gevoel heb op vakantie te zijn in mijn eigen leven. Op vakantie, want altijd volgt dat onvermijdelijke moment dat ik op dat station in die trein zit – waar ik ook heen ga. Liever, denk ik dan, in de trein, was ik nog even gebleven, en dan straks op de fiets gestapt om langs de Hatertse weg naar huis rijden. Gewoon. Zoals het hoort. Hoorde. Nijmegenaar. Ik zal het nog wel even blijven. Ergens.
Miko Flohr, 06/10/2011