De Partij voor de Dieren overweegt een vleestaks. Goed plan. De mens is en blijft uiteindelijk een ontspoorde planteneter: van alle primaten is de mens zo’n beetje de enige die dieren verorbert. Het is ook een raar verhaal: de mens, van nature vrijwel niet in staat om zonder hulpmiddelen dieren te doden die groter zijn dan, pakweg, een cavia, is de succesvolste seriemoordenaar die het dierenrijk kent. Ergens in de evolutie is iets heel erg mis gegaan. Natuurlijk, zonder vlees en vis was de mens wellicht niet gekomen waar zij nu gekomen is – misschien hadden we ons brein niet zo spectaculair kunnen ontwikkelen als we alleen maar bladeren, twijgen en wortels hadden gegeten. Door de geschiedenis heen zijn vlees en vis echter altijd aanvullend voedsel geweest – zeker voor de afgelopen honderden generaties Jannen-met-Petten: de mens is uiteindelijk groot geworden door het telen van graan, en niet door het doden van dieren.
Men had het in Rome over brood en spelen, niet over koteletten en biefstuk, en niet voor niets: als economisch historici het hebben over welvaart en levensstandaard, dan hebben ze het over de graanprijs, en niet over de prijs van kaas en worst. Vlees is door de eeuwen heen feitelijk een luxeproduct geweest: vrijwel iedereen at het, maar zeker niet dagelijks – en eerder twee keer per jaar dan twee keer per week.
Overconsumptie
Sinds de industriële revolutie is de vleesconsumptie in de westerse wereld verheelveelvoudigd. Nu is daar op zich weinig tegen natuurlijk. We leven in een vrije wereld, en iedere consument is vrij de keuzes te maken die hij maakt, en dat we met z’n allen wat meer vlees zouden eten dan vroeger is niet per se een slechte zaak. Er is in principe niets tegen vlees eten.
Wat wél een probleem is, is dat we met z’n allen een beetje te veel vlees eten. We kappen oerwoud om soja te planten waarmee we de varkens voeren die we vervolgens opeten. Het land wordt voor een schijntje verkocht aan onze bedrijven. De reële prijs wordt niet verdisconteerd met uw frikadel speciaal. In Afrika ‘kopen’ westerse bedrijven land van lokale overheden om daarop soja te planten. Dat daarop dan al eeuwen (volgens de officiële administratie niet bestaande, dus rechteloze) boeren wonen die zonder pardon en vergoeding hun spullen kunnen pakken ziet u in uw vleesprijs niet terug. Dat de varkens en koeien die onze maag vullen meer broeikasgassen uitschijten dan afgebroken kan worden neem ik dan nog even voor lief, maar ook daarvoor wordt niets verrekend. Ons vlees is te goedkoop, veel te goedkoop.
Vet, vadsig en ziek
Maar het allergrootste probleem is dat onze vleesconsumptie hard bezig is een enorme kostenpost te worden op de begroting van de overheid. Van teveel vlees word je dik, krijg je een te hoog cholesterol en bouw je zonder het door te hebben immuniteit op tegen allerlei vormen van antibiotica. Uw dokter en zijn vriend de specialist wrijven zorgelijk kijkend in hun handen – en als ze dat niet zelf doen, dan hun bankiers wel. Tuurlijk, vrije wereld, vrije keus. De vraag is alleen of en in hoeverre we de overheid kunnen laten opdraaien voor de medische gevolgen van massale overconsumptie. Nu al is een substantieel deel van de Nederlandse bevolking obees. Voorkomen is niet alleen beter dan genezen, het is vermoedelijk ook aanmerkelijk goedkoper.
Vlees classificeren als luxeproduct en het in het 19% tarief onderbrengen is dus echt wel het minste wat we moeten doen. Dat is geen moralistisch links waanideetje, maar keiharde budgettaire noodzaak. Maar het is niet het enige. Harde, meetbare eisen stellen aan de sociaaleconomische kwaliteit van de productielijn en die vervolgens consequent hanteren (wat niet voldoet komt er niet in) is ook essentieel – en ook daardoor zal de prijs van vlees aanzienlijk stijgen.
Miko Flohr, 08/10/2011