“Het kapitalisme is je beste vriend”, betoogt aandelenanalist Willem Schramade in NRC.next naar aanleiding van de Occupy-beweging. “Nee hoor”, roept SP-er Leon Botter ietwat verlekkerd op JOOP.nl, “het kapitalisme staat nu eindelijk echt ter discussie.” Het gekke is dat ik van beide stukken een beetje ongemakkelijk word. Zowel Schramade als Botter lopen onnodig ideologisch te doen en het is hoog tijd dat we daar eens mee ophouden – zowel linksom als rechtsom. Oogkleppen af, analyseren, en aanpakken. Dat is het devies. Hoog tijd om het oude, moralistische debat over of kapitalisme goed of fout is achter ons te laten.
Laten we immers wel wezen: het kapitalistische systeem zoals we dat heden ten dage kennen is nooit een keuze geweest. Het is ontstaan, heeft zich ontwikkeld, en op een gegeven moment is het herkend en gedefinieerd als een sociaal-economisch systeem dat fundamenteel anders was dan de systemen die er eerder waren – deels terecht, deels onterecht. Karl Marx heeft daar een sleutelrol in gespeeld, maar op het moment dat Marx Das Kapital (1867) schreef, was de geest natuurlijk allang uit de fles, schoten de stoomfabrieken en spoorlijnen als paddenstoelen uit de grond, en was de vraag vooral: ‘WTF? Wat moeten we ermee?’ Het waren de revolutionaire sociaaleconomische veranderingen in het Europa van de achttiende en negentiende eeuw die de vraag opriepen of dit beestje wellicht niet getemd of verdoofd diende te worden.
De wet van meer
Er is geen enkele reden om overdreven vrolijk te doen over het kapitalisme. Het kapitalisme heeft vooral geleid tot meer: meer mensen, meer geld, meer communicatie, meer verkeer, meer grootverbruik van grondstoffen, meer, meer, meer. Of het kapitalisme de mensheid gemiddeld genomen gelukkiger heeft gemaakt, is onmogelijk vast te stellen. Wat we wel weten is dat het kapitalisme de tegenstellingen tussen winnaars en verliezers groter heeft gemaakt. Het is schitterend als je in Amsterdam in 2011 als analist hoog kan opgeven over de verdiensten van het kapitalisme van de laatste twee eeuwen, vanuit, pak hem beet, Angola ziet de wereld er heel anders uit.
Welvaart is niet absoluut – welvaart is relatief. Dat de mens nu gemiddeld 70 jaar wordt en 100 jaar geleden net 55, is een nietszeggend feit. Dat wij in het westen gemiddeld veel langer en beter leven en veel meer van de wereld zien dan onze tijdgenoten in Afrika is een schrijnende ongelijkheid, en dat merken ze op, bijvoorbeeld, Lampedusa dagelijks. Wetenschappers zijn het erover eens dat de verschillen tussen het westen en de rest door het kapitalisme vooral groter zijn geworden, en in ieder geval zichtbaarder. Dezelfde ontwikkeling zie je binnen westerse samenlevingen na de ongebreidelde deregulering van de laatste decennia. Laat het kapitalisme z’n gang gaan en economische ongelijkheid floreert als nooit te voren. Tot zover mijn loftrompet over het kapitalisme.
De onvindbare blauwdruk van roestrood links
Tegelijkertijd blijft het bizar dat je op roestrood links nog steeds geluiden hoort die suggereren dat we dat kapitalisme beter kunnen vervangen door een ‘alternatief’ systeem. Neem nou het verhaal van Botter, die ons wil opzadelen met een door ‘democratische processen’ gestuurde economie. Het klinkt allemaal best sympathiek hoor – ik wil ook best een systeem waarin de langetermijnwinsten voor iedereen voorop staan – maar zoals Botter zelf al toegeeft: een blauwdruk is er niet. Dat is niet voor niets zo.
De ‘vrije markt’ heeft, op een bepaalde manier, altijd bestaan en zal ook altijd blijven bestaan. Individuele competitie, sociaal, economisch of hoe dan ook, is een onderdeel van alle menselijke samenlevingen waar meer te verdelen is dan een haffel noten en een dode fazant. Hoewel het er in het moderne, postindustriële kapitalisme allemaal veel sneller en complexer aan toe gaat dan ooit tevoren, verschillen de economische basismechanismes van onze tijd niet fundamenteel van die van eerdere complexe samenlevingen (veel minder fundamenteel, althans, dan Marx dacht).
Daarbij komt nog dit: de mens hobbelt vooralsnog vooral achter de geschiedenis aan. We hebben natuurlijk in de twintigste eeuw herhaaldelijk geprobeerd voor de geschiedenis uit te rennen, maar een groot succes is dat niet geworden: onze utopische dromen over maakbare, ideale samenlevingen leidden in de werkelijke wereld tot tunnelvisies, onderdrukking, hongersnood en de gaskamer. Bescheidenheid is op zijn plaats.
Kanttekeningen
Het kapitalisme is er. Je kan dat goed of slecht vinden, maar eigenlijk is dat toch vooral irrelevant borreltafelgeneuzel. Het kapitalisme zal er voorlopig nog wel even zijn – met alle voor sommigen prettige en voor anderen minder prettige gevolgen van dien. Overheden hebben een paar instrumenten die ze kunnen gebruiken om de scherpe kantjes er vanaf te halen, om het een beetje bij te sturen, en wat mij betreft zetten ze die instrumenten volop in – en graag in een wat steviger mate dan nu gebeurt. Maar laten we wel realistisch zijn: we kunnen het kapitalisme knippen en scheren, uiteindelijk blijft het dezelfde rotkop waar we mee zitten opgescheept. Daar doe je vrij weinig aan. Ja, je kan ’m afhakken, maar dan lazert de hele zaak in elkaar. We zullen het ermee moeten doen, zo goed en zo kwaad als het gaat.
Wat we wél kunnen doen – en dat geldt overigens voor de boeroepers net zo hard als voor de toejuichers – is proberen te ontsnappen uit de betovering van Marx – dat eeuwige ‘kapitalisme-is-goed-of-fout’-gebeuren, en op een wat nuchterder toon over de sociaaleconomische mechanismes van onze wereld praten. Loftuitingen vinden een wat breder gehoor als er niet vanaf straalt dat het de wereld vooral heel mooi is omdat je er zelf zo enorm van profiteert. Kanttekeningen zijn geloofwaardiger als niet voortdurend de schijn wordt gewekt dat eigenlijk alles compleet anders moet, maar je zelf ook niet zo goed weet waar het heen moet, noch hoe we er moeten komen.
Nuchterheid dus. En een iets krachtiger overheid graag.
Miko Flohr, 07/11/2011