Zo.

Het is voorbij. Vanmorgen nog twee besprekingen met studenten, en dan zit mijn vuurdoop erop. Hoe het was? Wel. Het was wel wat veel, maar het ging eigenlijk wel prima. Acht weken lang gaf ik twee (spiksplinternieuwe) lectures in de week. Twee lectures van een uur – een op maandag, een op woensdag. Ik verving mijn baas. De onderwerpen stonden vast, maar verder had ik volledig de vrije hand. Daarnaast gaf ik een class voor twee masterstudenten. Op donderdag. En, oh ja, ik organiseerde het faculteitsbrede onderzoekseminar op maandagavond. Ben ik tevreden? Natuurlijk niet. Sommige colleges waren naar eigen gevoel onder mijn maat, en het duurde lang voor ik mijn draai gevonden had. Ben ik tevreden genoeg? Ik denk het wel.

Wat het de facto betekende? Lange dagen. Geen echt weekend. Geen avonden – de maandagavond was voor sociale verplichtingen die met het seminar verband hielden. Soms tijd voor een korte wandeling in de buurt. Een of twee keer een potje scrabble gespeeld. Een keer een middag echt erop uit. Her en der wat stukjes geschreven. Weinig echt na kunnen denken – zeg maar niet. In sneltreinvaart twee artikelen uitgepoept omdat het echt moest, en dan in een uurtje alle referenties checken in de bibliotheek. Dit klinkt u allemaal wellicht tamelijk naargeestig in de oren, maar de facto was het feitelijk best leuk. Het was leuk omdat je ziet dat je per week progressie boekt, en per week beter in staat bent je eigen verhaal te vertellen en eigen accenten te leggen. Het was leuk omdat het leuk is met studenten te werken – al is het Oxfordse model van lectures me wel wat weinig interactief (ik spreek, zij zwijgen, en ze stemmen met hun voeten).

Je leert ook wel veel in zo’n term – en dan heb ik het niet eens over de afgestofte, bijgewerkte en aangevulde vakkennis. Meer over andere dingen. Dat ik niet van nature een buitengewoon goed ontwikkeld waarschuwingssysteem heb dat mij vertelt dat het tijd is om te stoppen en te rusten en niet door te ploeteren. Dat het veel belangrijker is om uitgerust te zijn dan het is om dat college helemaal tot in de puntjes af te hebben. Dat vermoeid zijn vooral betekent dat je meer tijd besteedt aan zaken die niet direct relevant zijn. Dat het heel leuk is om midden in term in anderhalve dag op en neer te gaan naar Nederland maar dat je daarvan vervolgens na terugkeer vier dagen lang de prijs betaalt in concentratie en effectiviteit. En dan heb ik het nog niet eens over mijn humeur dat naarmate de weken vorderden met een steeds hogere frequentie begon te oscilleren tussen de beide extremen. Zie ook: incasserings- en relativeringsvermogen. Het zijn allemaal simpele, logische dingen die ik van tevoren ook had kunnen bedenken, maar dat is allemaal theorie, en geen praktijk.

Voor alle duidelijkheid – mocht het zo overkomen – ik klaag niet, ik beschrijf. Het was een schitterende kans om dit te kunnen doen, en een heel leerzame ervaring. Iets dat naar meer smaakt, doch misschien met iets meer ruimte voor avonden en weekenden. Nu een paar weken relatieve rust, en dan volgt de volgende ronde. Hilary Term. Minder lectures, meer classes. En in het midden een driedaagse escapade naar Chicago. Donderdag heen, maandagochtend terug met de nachtvlucht, en dan maandagmiddag keurig om twee uur de lecture. Om vervolgens nogmaals vast te kunnen stellen dat dat eigenlijk niet zo heel handig is. Maar ja.

Miko Flohr, 01/12/2011