Momenten

23 maart. In de ICE van Brussel naar Frankfurt, onderweg naar München. Ik zit in de trein. Het landschap flitst voor mijn ogen langs. In de verte zie ik opeens de uitkijktoren op het Drielandenpunt. Inwendig zwaai ik vanuit België naar Nederland. Raar om je eigen land zo voorbij te rijden. Door de tunnel razen we naar Aachen. Van Aachen naar Köln, en dan van Köln door de Duitse leegte in. Ik lees wat. Ik werk wat. Kijk wat naar buiten. Af en toe doezel ik wat. Langzaam glijdt de dag voorbij – landerigheid bij 300 kilometer per uur. ’s Avonds eet ik een verrassend goede pizza in een stulp bij het hotel in München, met een grote laars bier. Ik ben treinreiziger. Beter kan ik me mijn verjaardag niet wensen.

21 juli. Wolfson College, Oxford. Ik sta achter een katheder. Voor mij zit, in een u-vormige kring, zo ongeveer iedereen die er toe doet in mijn vak. Ik kijk rond. Nu kan ik niet meer terug. Ik pak mijn tekst, neem nog een nerveuze slok, en begin dan maar. Ik open een conferentie die ik zelf heb bedacht, waarvoor ik een flinke bom duiten heb gekregen van de ESF, en waarvoor iedereen van heinde en verre naar Oxford is gekomen. En nu ga ik hen een half uur lang vertellen hoe ons vakgebied in elkaar zit, en waar het, idealiter, allemaal naartoe moet. Zo’n gelegenheid waarbij je tegelijkertijd moet prikkelen maar niet moet vervreemden, waarbij je vragen moet oproepen zonder ze te beantwoorden, waarbij je ver uit je comfort zone moet om óók diegenen aan te spreken die zich met net wat andere dingen bezig houden dan jij doet. De conferentie wordt een succes, goddank.

2 september. Stadhuis, Geertruidenberg. Het indrukwekkendst was het binnenlopen, door een haag van familie en vrienden – mensen die we vanuit zoveel verschillende omgevingen kennen, sommigen zo lang al, en die allemaal van heinde en verre speciaal zijn gekomen om daar op dat moment speciaal voor jou te zijn, die letterlijk achter je staan, en om je heen. Ik beleef het intens, maar wat gaat het snel, eigenlijk. We moeten gaan staan, en zeggen wat men dan dient te zeggen. Nog voor dat de bijzonder ambtenaar het ‘wat is hierop uw antwoord’ heeft kunnen uitspreken wordt naast mij luid, duidelijk en vol overtuiging ‘ja’ gezegd. Dan zijn we getrouwd, en volgt dat moment dat je niet kan oefenen en dat eigenlijk per definitie een beetje rommelig verloopt. Gehannes met ringen. Verkeerde hand. Of eigenlijk niet, maar in verkeerde volgorde, of hoe dan ook. Uiteindelijk lukt het. Het voelt dan nog wel wat onwennig, zo’n stuk edelmetaal om je vinger, maar dat went binnen een paar weken. Ik geloof niet in mooiste dagen van het leven, maar het is bijzonder, onvergetelijk, en, vooruit dan, tamelijk mooi.

6 september. Eindhoven, Catharina Ziekenhuis. Soms liggen de grote gebeurtenissen in het leven wel heel dicht bij elkaar. Het loopt tegen vieren als we even de PAKU binnen mogen. Daar ligt de patient, aan allemaal draadjes, kabeltjes en monitoren die op gezette tijden piepjes afgeven – voor doktoren geruststellend, voor familieleden licht neurotiserend. Het is allemaal goed verlopen. Een oog gaat open, en dan weer dicht. De patient mompelt wat, en rust dan weer verder. We blijven even, en gaan dan weer. Het zal allemaal gewoon goed komen. Een paar uur eerder zaten we koffie te drinken in de huiskamer, pratend over van alles en eigenlijk over niets, wachtend op dat verlossende telefoontje – uiteraard belde eerst een nietsvermoedende buitenstaander. Dat zijn de momenten die zich in je herinnering beitelen. Eigenlijk had het pasgetrouwde stel nu zullen dwalen door Brescia, of moeten wandelen langs het Lago Maggiore. Maar dit is zo veel belangrijker, en zo veel dierbaarder.

17 december. Amsterdam. Ik loop door de Jordaan. Natuurlijk ben ik te vroeg. Ik zal ook eens niet te vroeg zijn. Eigenlijk was ik nog niet eerder in dit deel van Amsterdam. Ik loop nog maar een ommetje door de Anjeliersstraat. Ben ik zenuwachtig? Eigenlijk helemaal niet. Ik geloof dat ik wel ongeveer weet wat me te wachten staat, en dat zal ook wel blijken. Bier, eten, gezelligheid, en heel normale mensen. Toch is het een memorabel moment. Voor het eerst sinds ik mij een paar jaar terug écht in de woeste wereld van het web begaf ontmoet ik mensen die ik in de virtuele krochten van de werkelijkheid tegenkwam. Ze blijken allemaal een heel andere stem te hebben dan ik me had voorgesteld, maar verder bevestigt de borrel wat ik ergens al wist: dat je tot op zekere hoogte best een aardig beeld kan krijgen van mensen – zelfs via twitter. Vanaf nu kan ik al die social media-sceptici in mijn omgeving dus met keiharde feiten om de oren slaan. Tot op zekere hoogte dan.

2011. Ik zoek al weken naar een woord om er als etiket op te plakken, maar ik vind niets dat de lading dekt. Tussenjaar. Beginjaar. Eindjaar. Trouwjaar. Zoekjaar. Vindjaar. Rotjaar. Topjaar. Schaduwjaar. Zonnejaar. Lentejaar. Zomerjaar. Herfstjaar. Whateverjaar. Het is allemaal waar, en allemaal onzin. Ik geef het maar op, en volsta met een paar momenten. Feitelijk was 2011 net zo’n jaar als alle andere, maar dat dan wel weer op geheel eigen wijze.

Miko Flohr, 26/12/2011