Fatsoenshysterie is vooral modder gooien

Gaan we het toch nog even hebben over fatsoen. Ik ben normaliter niet zo’n fatsoensrakker, eerlijk gezegd, maar de mate waarin moraliteit en omgangsnormen op dit moment dwangmatig publiekelijk ondergekotst en doodziek gewenst worden heeft ook een beetje iets treurigs. Spugen op fatsoen moet je doen, blijkbaar, anno 2012, want anders ben je a) een moralfag en b) een fatsoensfascist en heb je c) een stevige tumor in je normklieren. En dat alles met veel uitroeptekens en IN HOOFDLETTERS. Want ons begrotingstekort vliegt dan gierend de bocht uit, onze verzorgingsstaat zakt zowat in elkaar, maar we hebben in Nederland maar één echt groot probleem: de fatsoensrakker. Deprimerend.

Ik ben me ervan bewust dat elitaire jammerverhalen over dreigende normloosheid net zo oud zijn als fatsoen – Ramsey Nasr staat in een lange traditie – maar voordat u stopt met lezen: een elitair jammerverhaal wordt dit niet. Ik ben geen fatsoenspessimist, eigenlijk. Ik snap alleen niet zo goed waar al die fatsoenshysterie vandaan komt. Ik, en met mij vermoedelijk velen, heb nou niet per se heel veel met fatsoen, maar eigenlijk heb ik er nou ook weer niet zoveel tegen. Fatsoen is er gewoon, en zal er altijd zijn, en er zullen altijd situaties zijn waarin er verontwaardigd een beroep op worden gedaan.

Smeerolie

Fatsoen heeft ook een duidelijke functie. Het is smeerolie. Onze volledige maatschappij draait op fatsoen. Belangrijker: onze economie draait op fatsoen. Van een horkerige schoft koop je niets, en aan een ongelikte beer geef je niet zomaar korting. Onderhandelingen over een lekkere deal leiden eerder tot het gewenste resultaat als u een beetje weet wat u wel en niet kan doen in zo’n gesprek.

Fatsoensnormen zijn simpelweg vrij handige, algemeen aanvaarde conventies die je perfect kan gebruiken in omgang met vreemden of in onbekende situaties, als je het even niet weet. Helemaal niets mis mee, lijkt me. Zonder fatsoensconventies gaan we met z’n allen vrij massaal bankroet, en vrij snel ook.

Fatsoensgesputter

Natuurlijk gaat het de rabiate fatsoensverlaters niet primair om dit type huis-tuin-en-keuken-fatsoen (al doen ze voor het gemak of het niet bestaat of noemen ze het ‘gewoon normaal doen’), maar om het fatsoensverwijt dat hen ten deel valt als ze iets zeggen dat voor sommigen niet door de beugel kan.

Tsja. Wat is het probleem precies? Waarom mag eigenlijk niet gezegd worden dat iets verkeerd valt? we hadden toch verdikkeme vrijheid van meningsuiting? Ook hier geldt weer: dat fatsoensgesputter heeft stiekem nog best een functie. Het is informatie. Je kan het negeren, je kan je erover opwinden, en je kan het tot je nemen.

Fatsoen, dat zijn wij!

Dat laatste is overigens niet per se onzinnig: fatsoensnormen zijn in Nederland goddank (vrijwel) niet bij wet geregeld, en de overheid stelt zich hier gelukkig over het algemeen vrij terughoudend op (al kan het soms veel beter), maar dat heeft wel één belangrijke consequentie – wij, de mensen, het volk, de maatschappij, moeten zelf maar uitzoeken hoe we onze discussies voeren, en wat we maatschappelijk al dan niet aanvaardbaar en acceptabel achten.

Gesputter over fatsoen speelt daar een sleutelrol in, of je dat nou leuk vindt of niet. Fatsoen is, zolang de wet niet in het geding is, simpelweg ‘onderhandelde ruimte’. Je kan het liever ruim hebben (graag) of liever benepen zien, maar als je écht met iemand een soort van succesvol gesprek wil hebben dan zul je toch een soort van fatsoenszone moeten vinden die beiden past. Het is dat, of geen zinnig gesprek.

Fatsoen is ook nogal onvermijdelijk. Mensen beoordelen elkaar voortdurend op hoe ze zich gedragen, en op in hoeverre ze aan elkaars fatsoensnormen voldoen. Roepen dat dat niet zou horen te gebeuren is het ultieme wensdenken, een soort verwrongen maakbaarheidsgedachte. Volstrekte waanzin. Nog los van het feit dat het me nogal een fatsoensnorm is.

Modder

Maar goed. In de meeste fatsoensconflicten gaat het natuurlijk helegaar niet over fatsoen, maar over iets veel banalers: macht. Gekonkel over fatsoen – het gebrek eraan, of het beknellende karakter ervan – is vaak slechts een manier om de ander als marginaal en abnormaal weg te kunnen zetten en zelf de retorische, sociale of politieke hegemonie in de wacht te kunnen slepen.

Zo ook nu. Fatsoen is niet het echte probleem. Het is slechts de modder waarmee men van de ene naar de andere kant van de ‘kloof’ gooit om de medestanders ervan te overtuigen dat men écht de aller-allerfatsoenlijkste is. Maar dat geldt dus voor de fatsoensrakkers niet meer of minder dan voor de anti-fatsoensbrigade.

Miko Flohr, 30/03/2012