Stukje authentieke Haagse beroering gisteren: Tofik Dibi had, in de Tweede Kamer, het R-woord gebruikt. Hij had het gewaagd de PVV te betichten van racisme. Racisme! Elsevier en Dagelijkse Standaard buitelden welhaast over elkaar heen van opwinding, en VVD-kamerleden haastten zich de opmerkingen weg te lachen als als ‘typisch Dibi’ (Van Nieuwenhuizen) en ‘overspannen’ (Elias). Want ja, als je iemand beticht van racisme, dan moet er wel iets mis zijn met je, nietwaar? Dat kunnen we in ieder geval niet serieus nemen, wij, weldenkende mensen onder elkaar. Want wij, Nederlanders, wij zijn niet racistisch. Wij benoemen slechts de echte problemen zoals ze zijn. Toch?
En zo ging het alleen nog maar over die ‘rare’ opmerkingen van die ‘malle’ Dibi, en had niemand het nog over waarom Dibi eigenlijk zei wat hij zei. Zo gaat het al tijden: kritiek op de rechtse immigratie- en integratieconsensus wordt weggehoond en kapotgeridiculiseerd. Immer vanwege de vorm, nooit vanwege de inhoud. Het leidt tot een bizarre situatie: het is in het publieke debat in Nederland momenteel een groter taboe om mensen van racisme te betichten dan het is om etniciteit, xenofobie en racisme uit te buiten voor electoraal gewin. Als een PVV-er de Islam fascistisch noemt en Nederlandse arabieren wegzet als een stille vijfde colonne, is hij een kritische vrijdenker, maar als Dibi de PVV een ‘stelletje racisten’ noemt, is hij hysterisch, overspannen, en demoniseert hij zijn politieke tegenstanders. Zo lust ik er nog wel een paar.
Keihard de xenofobe kaart spelen
Wat men op rechts vaak liever wenst te negeren is dat de kritiek van Dibi wel degelijk hout snijdt. Je kan discussiëren over de term ‘racisme’ – het is een nogal sterke diskwalificatie die niet helemaal de lading dekt van wat er aan de hand is – maar de manier waarop de PVV statistieken over etniciteit wil gebruiken in het debat is wel degelijk opmerkelijk, en zou niet verdedigd moeten worden door parlementariërs van een partij voor wie niet je afkomst telt, maar wel je toekomst: de enige reden waarom de PVV het belangrijk vindt officiële overheidscijfers te hebben over het aantal allochtonen is om aan de kiezers te kunnen laten zien dat er teveel allochtonen zijn in Nederland, en dat dat de verklaring is voor alle sociale spanningen en problemen in dit land. Iets anders kan en wil de PVV er niet mee bereiken – aan de vraag om informatie zit geen beleidsvoorstel gekoppeld. Dat kan ook niet: aan dat hoge percentage allochtonen in onze grote steden valt simpelweg weinig te veranderen. Ze zijn er, ze zullen er blijven.
In nette bewoordingen heet wat de PVV doet dan ook ‘keihard de xenofobe kaart spelen’, maar daar het de PVV grotendeels gaat om mensen die, hoofddoekje of niet, fysiek als allochtoon herkenbaar zijn, zou je het ook rustig ‘electoraal racisme’ kunnen noemen. De enige reden om dat niet te doen, zijn de pavlovreacties die je ermee oproept. Het is een kwalijk discours, maar nog kwalijker is de mate waarin het PVV-gebral over allochtonen momenteel stilzwijgend ondersteund wordt door onze liberale vrinden van de VVD – zie hun reactie op Dibi. Natuurlijk, het is verkiezingstijd, en VVD vist in dezelfde electorale vijver op de zelfde electorale vissen als de PVV, en gebruikt dus hetzelfde electorale aas, maar daarmee verkoopt de partij haar ziel wel (opnieuw) aan de duivel door een xenofoob discours te legitimeren dat ingaat tegen zo’n beetje alles waar de VVD voor zegt te staan.
Vervreemding
Het xenofobe feestje duurt in Nederland nu al tien jaar. In al die tijd is er vrijwel niets gebeurd om de integratie te bevorderen – sterker: het discours werkt alleen maar desintegrerend: het kweekt totaal onzinnig etnisch bewustzijn bij jan en alleman. Ik merk het zelfs bij mezelf: tot de late jaren negentig zag ik mezelf als Nederlander met – ergens, in de verte – Indische wortels, maar sinds de opkomst van Fortuyn en Wilders ben ik mezelf, langzaam, maar zeer zeker, steeds meer óók als allochtoon gaan zien. Nu definieer ik mezelf als Indische Nederlander, ben ik mij volledig ervan bewust dat ik te boek sta als ‘allochtoon’ en voel ik ergens een bepaalde ‘andersheid’ ten opzichte van ‘echte’ Nederlanders die er eerder nooit was. Dat is vast onterecht, en subjectief, en persoonlijk, maar het is er wel, en ik weet vrij zeker dat ik lang niet de enige ben voor wie dit geldt. Zonder de xenofobe revolutie van de laatste tien jaar was dat er niet geweest. Niet in die mate, althans.
Als de VVD echt vindt dat je toekomst telt, en niet je afkomst, moet de partij zich dus veel krachtiger opstellen tegen het xenofobe electorale geleuter van de PVV, en moet men Dibi’s terechte kritiek niet zomaar weglachen. Maar ja, die verkiezingen, hè.
Foto: Green Bill.
Miko Flohr, 22/06/2012