Hoog tijd voor een ander integratiedebat

Het onverkwikkelijkst aan dat hele integratiedebat is dat het stiekem alleen maar gaat over onszelf. De inmiddels welbekende rechtse integratieheethoofden dragen het ene na het andere voorbeeld aan van incidenten – vermeend wangedrag, vermeende wancultuur, en vermeende wanreligie, en zij worden prompt beantwoord door het inmiddels ook tamelijk voorspelbare arsenaal aan nuanceringen en tegenwerpingen – vaak terecht, soms vergezocht. Vervolgens gaat de discussie dan over de discussie, en noemen linkse mensen rechtse mensen met veel minachting domrechts, en rechtse mensen linkse mensen met net zoveel minachting domlinks. Over beleid en oplossingen heeft allang niemand het meer, laat staan over de achterliggende trends en cijfers.


Het patroon is immer hetzelfde: er treft ons een incident – echt, aangedikt of verzonnen – en Circus Pavlov gaat los. Met veel bombarie verklaart de ene helft van de autochtone bevolking de andere tot multikulknuffelaars, en roept de andere helft de ene uit tot racisten, fascisten of wat dies meer zij. Na een paar dagen stopt het even, tot het volgende incident – meestal een dag of drie later – en zo herhaalt de cyclus zich voortdurend, zonder dat er ooit iets verandert. Het integratiedebat lijkt welhaast een debat zonder geschiedenis, zonder achtergronden, en zonder ontwikkeling. Een dolgedraaid perpetuum mobile van wederzijdse doofheid en onwil.

Verplicht leesvoer voor beide zijden van de fatsoenskloof

Zo kon het gebeuren dat we ons we ons de afgelopen weken hogelijk opwonden om het ene incident na het andere akkefietje, maar dat eigenlijk niemand oog had voor twee rapporten die tot ons kwamen – een 135 pagina’s dik stuk van het Sociaal-Cultureel Planbureau over de sociaal culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland en het Jaarraport integratie van het CBS over 2011. Ja, er stonden her en der wat korte berichten in de krant, maar dat was het wel zo’n beetje.

Je vraagt je af in hoeverre al die immigratie- en integratiedeskundologen aan beide kanten van de fatsoenskloof überhaupt de moeite nemen om – tussen het fact-free ranten door – te lezen wat wetenschappers zoal waarnemen, aan cijfers, feiten en trends. Het is namelijk niet dat er niets zinnigs in dit soort rapporten staat. Integendeel. Als we voor geloofwaardig aannemen wat daar zoal in staat, kunnen we rustig stoppen met dat hysterische benoemen aan de hand van (soms afschuwelijke) incidenten waarover niemand het eigenlijk oneens kan zijn. Een aantal hardnekkige mythes kan naar de prullenbak. Hoeven we het niet meer over te hebben.

Het taboe dat geen taboe is

Het eerste waarover we nu wellicht eindelijk eens zouden kunnen ophouden is dat ‘het’ niet gezegd zou mogen worden van onze politiek correcte elite. Er zijn vast her en der wat elitaire multicultihipsters of domnette mensen te vinden die het debat het liefst zouden smoren in een verstikkende mantel van vergetelheid, maar beide rapporten winden er nou niet echt doekjes om: er zijn stevige integratieproblemen in Nederland, met name in de grote vier steden, en die zijn deels etnisch en cultureel, niet sociaal-economisch. De problematiek uit zich, deels, in verhoogde criminaliteitsstatistieken (CBS, p. 166-185) maar is beslist breder van aard, en verschilt sterk per etnische groep.

Er zijn bovendien geen aanwijzingen voor verandering en/of verbetering: de situatie lijkt de laatste jaren stabiel. Stabiel in de zin dat Turken en Marokkanen goeddeels binnen het eigen circuit opereren en weinig structureel contact hebben met autochtonen (SCP, p. 51-61). Stabiel in de zin dat in de grote steden van Nederland bevolkingsgroepen totaal langs elkaar heen leven en autochtonen en allochtonen zich op ethisch vlak grosso modo tot elkaar verhouden als GroenLinksers en SGP-ers (SCP, p. 72-76). Stabiel in de zin dat grote groepen autochtone Nederlanders maar weinig op hebben met al die nieuwkomers, al zijn ze nog zo tegen discriminatie (SCP, p. 32-36). Dit is allemaal geen taboe, maar basiskennis op basis waarvan onze nationale overheid geacht wordt beleid te maken. Het is ook allemaal niet zo nieuw – zulke rapporten verschijnen al jaren, en de conclusies zijn eigenlijk altijd vergelijkbaar: er is en blijft weinig reden voor een feestje.

Zin in de toekomst?

Toch zijn er wel degelijk wat aanknopingspunten naar de toekomst toe – zij het wellicht vooral op de middellange tot lange termijn. Demografische cijfers bewegen zich in rap tempo naar het Nederlandse gemiddelde – vrouwen krijgen minder kinderen en op veel latere leeftijd dan twintig jaar geleden (CBS, 50-54). Het aantal importbruiden en –bruidegommen is extreem sterk gedaald: Turken en Marokkanen trouwen voor het overgrote deel met leden van de eigen etnische groep die al in Nederland wonen. Dat is echt een fundamentele verschuiving met tien jaar terug en eentje die de integratiedynamiek totaal zal veranderen, op termijn.

Hoewel jonge Marokkanen inderdaad extreem hoog scoren in de criminaliteitsstatistieken lijkt dat een levensfase, en een probleem dat nu, voor de huidige (tweede) generatie jongens, wellicht verergerd wordt door de gebrekkige integratie van hun ouders. Voor volgende generaties zal dat sowieso anders zijn – zeker als ze zelf ouders hebben die door schade en schande wijs zijn geworden. Immigranten van de tweede generatie spreken bovendien veel beter Nederlands, en onderhouden meer contacten met autochtonen (SCP, p. 65-71). Dat zal voor hun kinderen en kleinkinderen nog sterker het geval zijn – hetzelfde geldt overigens voor autochtonen. De derde generatie is momenteel nog klein, maar lijkt een fikse sprong voorwaarts te gaan maken qua opleiding (CBS, p. 227). Sowieso stijgt het opleidingsniveau langzaam (CBS, p. 74).

Tijd voor een volgende stap in het debat

Daarmee is niet gezegd dat het een kwestie van wachten is tot alle problemen en spanningen als sneeuw voor de zon verdwenen zijn. Punt is dat er wel degelijk ontwikkelingen zijn die op termijn zullen leiden tot een veel verder gaande integratie (en gewenning) dan nu het geval is. Als je beleid wil maken, moet je je dus daarop richten, en als je zinnig debat wil voeren moet je – zonder de huidige problemen te ontkennen – daar de basis leggen en niet, zoals nu – ieder wissewasje of akkefietje aangrijpen om vooral je politieke tegenstanders de loef af te ziejewellen. Dat we het niet over alles eens zijn, dat weten we inmiddels wel. Tijd, dus, voor de volgende stap.

Miko Flohr, 07/01/2013