Katholieke kerk: alleen uitschrijven gemakkelijker maken is niet genoeg

We waren koud terugverhuisd naar Nederland, of er viel een brief op onze deurmat. St. Jozef-Parochie, Wassenaar, zag ik op het logo. De brief was geadresseerd aan ondergetekende (edoch niet aan zijn echtgenote) en vermeldde het juiste adres dat wij een paar dagen eerder aan de gemeentelijke administratie hadden doorgegeven. Lichte gevoelens van verbazing en ongemak maakte zich van mij meester. Hoe kwam de parochie aan mijn gegevens? Natuurlijk, dat de kerk haar schaapjes via de gemeentelijke basisadministratie tot achter de voordeur kunnen achtervolgen was mij welbekend, maar waarom sta ik überhaupt op die lijst? Ik ben nooit gedoopt, en mijn ouders waren al uitgeschreven uit de kerk voordat ik geboren werd. Waarom denkt de katholieke kerk dan toch nog dat ik, ongedoopt en ongelovig als ik ben, gewoon tot de kudde behoor?


Of ik even wilde betalen voor mijn zieleheil

Toen ik de enveloppe opende brak mijn klomp. “Beste parochianen,” was de aanhef. Ik heb niet verder gelezen. Wel viel er nog een acceptgiro op de grond. Of ik, parochiaan, maar even wilde betalen. De liefde voor de heer gaat immers door de maag van de pastoor, en het zijn zware tijden in missieland Nederland. Dat zou ik als parochiaan toch wel begrijpen?

Het was een buitengewoon onprettige ervaring: na vijfendertig jaar bleek ik opeens wel degelijk banden te hebben met een geloofsgemeenschap, maar ik, noch mijn ouders, hadden daar ooit bewust voor gekozen.

Integendeel. Mijn ouders waren in de vroege jaren tachtig betrokken bij de oprichting van de openbare basisschool in ons Brabantse dorp omdat ze het maar niets vonden dat hun kinderen naar een katholieke school zouden gaan. Als ik al ooit in een kerk kwam, was dat omdat er iets moois in te zien was. Of omdat er iemand begraven werd.

Maar terwijl ik opgroeide met het idee dat de kerk iets was van een andere planeet, een relict uit een vergane wereld dat, behalve mijn oma dan, niemand in mijn omgeving nog echt serieus nam, beschouwde de kerk mij blijkbaar al die tijd als gelovig katholiek. Zonder dat ik dat wist. Zonder dat mijn ouders dat wisten.

Onrechtmatig toegeëigend

Vandaag las ik dat de kerk het makkelijker gaat maken om je uit te schrijven. Dat is een goede zaak. Het is belangrijk dat gelovigen die op een bepaald punt in hun leven van overtuiging verschieten of tot ongeloof vervallen hun banden met hun geloofsgemeenschap eenvoudig kunnen doorsnijden. Aan de andere kant: het is een mooi begin, maar genoeg is het niet. Naar aanleiding van de genoemde brief heeft men ook mij gezegd dat ik me ‘gewoon’ even moet uitschrijven, en dat ik er dan ‘vanaf zou zijn’.

Ik heb daar geen enkele behoefte aan. Uitschrijven betekent immers erkennen dat je ingeschreven staat, en ik ben nooit ingeschreven in de kerk. De kerk heeft zich mijn naam onrechtmatig toegeëigend, vermoedelijk op het moment dat de Gemeentelijke Basisadministratie in 1977 melding maakte van mijn geboorte en daarbij de namen van mijn ouders – die men dus niet van de lijst verwijderd had – vermeldde.

Dat zou zelfs kunnen betekenen dat ook mijn kinderen, ooit, automagisch door het bisdom tot katholiek kunnen worden verheven. Zonder dat ik of zij daar erg in hebben, en zonder dat zij überhaupt gelovige katholieken zullen kennen in hun familie. Dan heb je dus, mijn ouders inbegrepen, drie generaties totaal fictieve katholieken die men wel in Rome kent, maar die zich zelf van geen kwaad bewust zijn.

Van ‘ja, mits’ naar ‘nee, tenzij’

Om dit soort gedoe te voorkomen is het goed als de regelgeving omtrent de toegang van kerken tot de gemeentelijkebasisadministratie verandert. Waar er nu sprake is van een ‘ja, mits’-constructie moeten we dringend naar een ‘nee, tenzij’ constructie – als we de kerken al niet, zoals D66 wil, categorisch de toegang tot onze GBA ontzeggen op grond van de scheiding tussen kerk en staat. Het kan niet zo zijn dat ongedoopten en ongelovigen zomaar opeens benaderd worden door religieuze organisaties waar zij niets mee te maken (willen) hebben.

Volgens SGP-er Bisschop was het plan van D66 een onzalig voorbeeld van ‘Christenpesten’. Bisschop draait de zaken om: het zijn, in de huidige situatie, de ongelovigen die ongevraagd lastig gevallen worden. En dat, beste SGP-ers, dat is ook een soort pesten, en het is goed als daar een eind aan komt. Tot dat geregeld is, zou de kerk op kunnen houden ongedoopten te benaderen alsof zij parochianen zijn. Dat is beter voor iedereen.

Miko Flohr, 16/01/2013