Een man en zijn fiets

KRAK. Zomaar opeens. Halverwege de Haagweg in Leiden. Gewoon, fietsend. Niet remmend, optrekkend, sturend of anderszins uitlokkend. KRAK, klonk het. Luid en duidelijk. Vrolijk begon de straat om mij heen te deinen, maar op het eerste gezicht was niets te zien. Pas na een meter of dertig lachte de breuk in het aluminium van mijn Batavus mij in volle glorie toe. Mijn fiets was zojuist overleden. Dat wil zeggen: ik zat nog op het zadel, en ik bewoog mij nog vooruit, maar het ding was klinisch dood. Niets meer aan te doen. Een hobbel, en de tweede stang zou ook doorbreken, en dan zou ik daar liggen, in het gunstigste geval zonder een metalen buis in een van mijn ledematen. Beduusd stapte ik af. En nu?

Een fiets is een gebruiksvoorwerp. Een suf object dat louter een praktisch doel dient. Niet iets om je aan te hechten. Mijn exemplaar was bovendien ook nog een slechte koop. Een rotfiets waar altijd wat mee was, en waarvan bovendien het zadel niet hoger kon dan vijf centimeter te laag. In december nog had ik in Oxford het ding uit pure frustratie op de stoep gesmeten nadat de ketting er voor de zoveelste keer de brui aan had gegeven. In het heuvelige Engeland kon je er sowieso nauwelijks mee fietsen. Het was een rotfiets. Maar het was wel mijn fiets.

En nu ik daar zo liep, het ding dan maar aan de hand meevoerend naar zijn tijdelijke laatste rustplaats, vond ik het ook wel weer sneu. Je gunt zo’n rotding ook een mooie oude dag. Een tweede eigenaar. Of een derde. Rammelend. Overgespoten, als studentenfiets. Gejat. Verwisseld, na een feestje, en uiteindelijk roestig en afgeleefd wegkwijnend in een fietsenstalling, in het meest ideale geval eindigend op de bodem van een water. Het heeft niet zo mogen zijn. Nauwelijks zes jaar oud is definitief heengegaan mijn Batavus, slechts bereden door een handvol individuen, en slechts één rechtmatige eigenaar versleten.

Maar gelukkig heeft deze Batavus wel wat van de wereld gezien. Dat dan weer wel. En vele fietsenmakers. Drie kettingen versleten. Twee nieuwe trappers. Vier paar lampen. Twee keer de zee over gevaren. Steunend en zuchtend de heuvel op, als een betonblok de heuvel af. In Engeland. In Nijmegen. In de duinen bij het strand van Wassenaar. Menig rivier overgestoken, bovendien. Nee, deze rotfiets is niet van de straat. Niet meer, althans.

Miko Flohr, 06/02/2013