Afgelopen maandag schreef ik – denk ik – mijn meest expliciete en stevige stuk in tijden. Ik beschuldigde iemand van het uiten van racistische ideeën, en sprak het betreffende weblog aan op hun redactiebeleid, omdat ik ten eerste oprecht vond en vind dat je als redactie niet alleen juridisch maar ook moreel verantwoordelijk bent voor wat je publiceert en ten tweede omdat ik vond en vind dat je je bij dit soort stigmatiserende en slecht onderbouwde stukken echt best kan afvragen of je ze moet willen publiceren. Wil je dergelijke denkbeelden echt een podium bieden? Wat mij betreft mag daarover best af en toe discussie zijn. De publieke ruimte is van ons allemaal, dus dan mogen we ook allemaal een mening hebben over hoe we die gebruiken. Ook als die mening niet ‘anything goes’ is.
Sinds maandag is het kermis in mijn timeline op twitter, maar over of er al dan niet sprake was racisme heeft bijna niemand het. Zonder het te weten maakte ik namelijk in het stuk een kapitale vergissing. Ik verwees naar ‘de adverteerders’. Dit is wat ik schreef:
“Je mag hopen dat er ooit een paar adverteerders opstaan die aan hoofdredacteur Joshua Livestro laten weten dat ze het fantastisch vinden dat het rechtsconservatieve geluid van Nederland via De Dagelijkse Standaard haar publiek vindt, maar dat ze de doorgeslagen neo-rassenleer van mensen als Niemöller echt kunnen missen als kiespijn.”
Sindsdien ben ik een ‘adverteerdersbeller’, en ‘roep ik op tot het boycotten van …’. Ook het woord ‘matennaaier’ is gevallen. Ik kan niet zeggen dat me dit geheel lekker zit. In mijn beleving heb ik namelijk in het geheel niet opgeroepen tot het bellen van adverteerders en heb ik dat ook helemaal niet willen impliceren. Noch heb ik willen aanzetten tot een boycot van De Dagelijkse Standaard. Ik heb er – geloof me of niet – totaal niet bij stil gestaan dat er ongelukkige zielen op het idee zouden komen om daadwerkelijk bij adverteerders te gaan klagen. Wat ik vooral wilde zeggen was: ‘als ikzelf adverteerder zou zijn, dan zou ik hier niet heel blij van worden’. That’s all.
Gezien de reacties heb ik daarmee de dynamiek van het internet totaal verkeerd ingeschat. Dat is onhandig en vervelend, en eigenlijk had ik, met mijn bijna tien virtuele dienstjaren, gewoon beter moeten weten. Een adverteerdersbeller, dat wil ik ook helemaal niet zijn, en ik wil ook die indruk niet wekken. Ik wil discussiëren, op inhoud – en wat mij betreft hoort ook redactiebeleid daar soms bij – en ik blijf erbij dat dat in dit geval voor mij zo is. Dat is geen pose, doch een oprechte mening, en het heeft voor mij niets te maken met censuur, maar alles met nadenken over wat je roept.
Maar die adverteerders, die zal ik in het vervolg buiten beschouwing laten. Die zoeken zelf maar uit waar ze hun geld aan uitgeven.
Miko Flohr, 27/02/2013