Bij de stille ontmanteling van de Italiaanse archeologie

Terwijl u nietsvermoedend de ene na de andere archeologische site bezoekt op uw vakantie in Toscane, Umbrië of Lazio, gaat de ontmanteling van de Italiaanse archeologische infrastructuur gewoon door. Volgende slachtoffer: de Soprintendenza Archeologica della Etruria Meridionale, die – zoals de naam aangeeft – het archeologische erfgoed van zuidelijk Etrurië beheert. Dat wil zeggen: geheel Lazio ten noorden van Rome, topsites als Cerveteri, Tarquinia en Vulci incluis – een gebied met meer archeologisch erfgoed dan in Nederland en België bij elkaar.

Het stemt allemaal buitengewoon treurig. Ik was een paar maanden terug in deze regio voor mijn onderzoek, en met de huidige infrastructuur is al dat Etruskische erfgoed al nauwelijks te managen, laat staan met een fiks verkleinde archeologische dienst, die straks vanuit Rome opereert en heel Lazio moet bestrijken. Het is geheel terecht dat er grote onrust is onder Italiaanse archeologen. Niemand minder dan de grote Mario Torelli, die vijftig jaar geleden zijn carrière in dit gebied begon, verwaardigde zich een vlammend betoog in te sturen naar La Repubblica. De toekomst, en zeker ook de toegankelijkheid van het erfgoed staat op het spel.


En zo gaat het al jaren – de ene hervorming na de andere fusie, steeds met nog weer een volgende bezuiniging en structuurverandering in het vooruitzicht (en efficiënter wordt het er allemaal overigens nooit van). Ik heb van redelijk dichtbij gezien hoe er de laatste jaren gehannest is met de archeologische dienst van Pompeii. Dat is simpelweg een grove schande. En het gaat niet alleen om het bezuinigen en fuseren zelf. Misschien nog wel erger is de structurele opeensheid der dingen – de chaos van een permanente staat van reorganisatie die ertoe leidt dat iedereen meer bezig is met hoe de dienst er over een jaar uit zal zien, dan hoe het met het erfgoed zelf eigenlijk gaat. Niet helemaal ideaal als je kwetsbaar archeologisch materiaal klaar moet maken voor de toekomst.

Het is allemaal buitengewoon zorgelijk. Tegelijkertijd is er in Italië, naar rato van het BNP, zoveel werelderfgoed dat je ook niet zomaar kan en mag verwachten dat ze het beheer ervan zomaar even kunnen ophoesten in een periode waarin men alle zeilen moet bijzetten om aan Europese begrotingsnormen te voldoen. Misschien, en dat geldt ook voor Griekenland, zou de Europese Unie bij uitstek geschikt zijn om dit internationale erfgoed mede te onderhouden.

Daarmee doel ik niet op een daadwerkelijke Brusselse overname van de archeologische diensten, of op andersoortige directe inmenging in de dagelijkse beslommeringen ter plekke: aan Brusselse boots on the ground heeft niemand iets. Aan geld wel, en eventueel ook aan allerlei regelgeving die het makkelijker maakt voor niet-Italianen en niet-Grieken om op structurele en duurzame wijze financieel bij te dragen aan het onderhoud. Uiteraard zitten daar mitsen en maren aan, maar de bottomline is: dit is werelderfgoed dat, ideologisch gezien, ook van ‘ons’ is, en dat is niet alleen leuk voor op vakantie, maar geeft ook verantwoordelijkheid.

Ik las dinsdag, de 2000e sterfdag van keizer Augustus, een overigens verder nogal potsierlijk stuk van Vlaming Belg Bart de Wever, die het nodig vond de man te herdenken als ‘aartsvader’ van onze beschaving (leest u vooral ook de debunk van Loonis Logghe). Welnu, als de Grieken en Romeinen inderdaad de bakermat van onze beschaving zijn, zoals men in conservatieve kringen (en onder classici) graag beweert, dan ook graag boter bij de vis: laten we zorgen dat het erfgoed ook voor latere generaties in goede staat zichtbaar en toegankelijk is, en laten we niet schromen de daartoe best uitgeruste bestuurslaag te gebruiken die we hebben: de Europese Unie.

Leve die bakermat, hup, Brussel!

Miko Flohr, 22/08/2014