Na een klein uur woelen besloot ik dat het beter was te verkassen. Op kousenvoeten sloop ik naar buiten. Geruisloos deed ik de deur van de slaapkamer achter me dicht.
‘Papa is óók wakker!’
De peuter had het allemaal gehoord en zat rechtop in zijn bed, net zo wakker en koortsig als zijn vader. Hij had me herkend aan mijn voetstappen. Natuurlijk had hij me herkend aan mijn voetstappen. Ik stapte zijn kamer in. Zonder verdere omhaal stak hij meteen van wal:
‘Bet! En Ennie! Ja! En koekesiemonste! En Gove! Ennnn… et meisje! Ja. Ja!’
We krijgen dezer dagen het ene lijstje na het andere op ons afgevuurd: de vriendjes van Nijntje, de diverse soorten treinen die men in Nederland kan zien rijden, de opa’s, oma’s, ooms, tantes en neven. Deze opsomming betrof de Sesamstraat-poster aan de muur. Hij babbelde zo nog een minuut of wat door, in het pikkedonker. Toen was het welletjes:
‘Papa moet weg. Ja! Doeidoei papa! Doeidoei!’
Hij was onverbiddelijk. Gehoorzaam droop ik af. En de peuter? Die draaide zich om, en liet zich de rest van de nacht niet meer horen.
Miko Flohr, 11/08/2015