Beste meneer van de flessenpost uit West-Friesland,

Ik heb uw brief op GeenStijl met belangstelling gelezen. Hij was niet aan mij gericht, en ik herken niet alles wat u schrijft, maar het was de moeite waard een schrijven te lezen dat een onderwerp dat ook mij aan het hart gaat vanuit het tegenovergestelde perspectief belicht, en zulks in nette woorden. Laat ik er geen doekjes om winden: ik denk dat ik zo links ben als u zegt rechts te zijn, en ook ik maak mij grote zorgen om wat er in Nederland gebeurt, en hoe de media daarover rapporteren.

Soms schaam ik mij over hoe lomp en onsympathiek mensen van mijn mening zich af en toe kunnen uiten, en te vaak negeer ik dat. Het voorbeeld dat u aanhaalt, over de columnist die even terloops een van de populairste politici van dit land in gedrukte inkt wegzet als ‘blonde satan’ stuit ook mij tegen de borst, al moet ik bekennen dat ik de betreffende column zo richtingloos vond kabbelen dat ik de locus delicti in de laatste alinea niet gehaald heb. ‘Blonde satan’ is niet hoe we in Nederland debat moeten voeren, en met dit soort uitingen zet zo’n columnist vooral ons, op links te kijk.

Toch vond ik het frappant dat u zo sterk het gevoel heeft dat de journalistieke mainstream zo links zou zijn. Mijn gevoel, en zorg, is precies de tegenovergestelde: na de moord op Fortuyn zijn redacties in paniek geraakt en geven ze vooral veel, heel veel ruimte aan alles dat rechts, conservatief en populistisch is. Het overheersende mediaframe in Nederland is voor mij dan ook helegaar niet PvdA-links, maar CDAVVD -rechts. Dat was het altijd al, en dat is zeker niet minder geworden. Ergens herken ik uw gevoel dus heel goed. De media bedienen mijn positie net zo slecht als u meent dat de uwe aan bod komt.

U heeft volledig gelijk dat er een groot verschil is tussen bezwaren hebben tegen de influx van vele duizenden vluchtelingen en het omarmen van verwerpelijk gedachtengoed. Het is volledig legitiem om niet dolenthousiast te worden van de vluchtelingenstroom die richting Europa trekt. Ik word er overigens ook niet per se blij van: velen zouden beter af zijn als er voor die mensen perspectief in de regio was, maar dat is niet zo, en dat zal voorlopig ook nog wel even niet zo zijn, en wat moeten die mensen dan? Je kan niet eeuwig in de pauzestand leven, en voor mijn gevoel hebben we hier nogal wat ruimte en middelen om iets voor een deel van die mensen te doen. Maar goed, ik zal u op dit punt wellicht niet overtuigen – daar gaat het ook niet om. We kunnen het respectvol oneens zijn, lijkt me.

Mijn zorgen betreffen niet het feit dat er weerstand is tegen de komst van vele vluchtelingen: dat die weerstand er is, is denk ik wel goed, ook al deel ik hem niet. Het is goed als je als samenleving alle voors en tegens mobiliseert, en op basis daarvan beslissingen neemt. Dan helpt het niet als iedereen dezelfde mening toegedaan is – integendeel. Voor mezelf sprekend: ik ken mezelf goed genoeg om te weten dat mijn meningsvorming niet onfeilbaar is, en met de nodige regelmaat aan tegenargumenten onderworpen dient te worden. Op zich heb ik het wat dat betreft trouwens als GroenLinkser nog best makkelijk: tegenwind genoeg.

Wat ik veel problematischer vind dan de inhoudelijke weerstand is dat van een fatsoenlijk gesprek allang geen sprake meer lijkt te zijn. U klaagt over de kwalificaties die mensen met uw mening toegeschreven krijgen, voor mensen met mijn mening is het niet veel beter. Gutmensch, fatsoensfascist, landverrader – you name it: in maaiveldland Nederland is anno 2015 vrijwel iedere mening goed voor een boosaardig adjectief. Deels is dat een kwestie van een stukje olifantenhuid, maar helemaal wennen doet het eigenlijk ook weer niet.

Wat ik wil zeggen: vrijwel niemand in Nederland verdient diabolische superlatieven vanwege zijn mening alleen. Waar het mis gaat, is in wat men ermee doet, en de superlatieven die ik de afgelopen weken gebruikt heb (en dat zijn er nogal wat), die hebben betrekking op de totaal waanzinnige manier waarop sommige tegenstanders van AZC’s zich momenteel uiten. Randracistische leuzen kladden. Uitschelden en uitjouwen. Roepen dat er dringend een piemel in moet. Dreigen met geweld tegen kinderen. Stenen door ruiten. Een politicus die herhaaldeijk zijn goedkeuring laat blijken over het ‘verzet’ waartoe hij zelf opriep, steeds net – netaan – binnen de marges van het betamelijke. Dat zijn zaken die we in Nederland niet dagelijks mee maken, en die ik als ontzettend zorgelijk ervaar, en met mij velen.

De achterliggende mening van dat tuig mag nog zo legitiem zijn, als we er met elkaar uit willen komen in Nederland, dan rest er maar een oplossing: als normale mensen onder elkaar de meningsverschillen even opzij schuiven en van nu af consequent het kaf van het koren scheiden, zodat we met elkaar kunnen praten zonder dat het agressieve tuig de verstandige burgers het woord en de camera ontneemt. Geen guilt by association, geen vergoeilijkende woorden, geen concessies: men doet normaal en beleefd, of men doet niet mee aan het debat. Consequent handhaven van basale fatsoensnormen, zo u wilt. Ik ben daar niet op tegen. En god, wat zou het mooi zijn als de media ons daarbij zouden helpen.

Ik denk namelijk dat als we als normale, verstandige mensen met elkaar praten, er best wat gevoelens van onbehagen weg te nemen vallen – en dat gaat niet alleen over de uwe, maar ook over de mijne.

Vriendelijke groeten,

 

Miko Flohr.

Miko Flohr, 22/10/2015