Van alle wetenschappelijke takken van sport is de studie van de mens veruit het meest complex. Deels is dat een probleem van praktische aard. Menselijk gedrag is vrijwel onmeetbaar, slecht modelleerbaar, vaak onbegrijpelijk buiten een specifieke context en in alle opzichten mateloos gevarieerd: het is voortdurend aan verandering onderhevig, en wat je op de ene plek dagelijks ziet, zul je op de andere tevergeefs zoeken. Wat nog komen moet is onvoorspelbaar, wat er is, is ongrijpbaar, en wat geweest is wordt in hoog tempo fragmentarisch—dat wat je morgen wil weten, blijkt gisteren per ongeluk te zijn weggegooid. Voordat je het menselijke goed en wel onder woorden hebt gebracht, is alles alweer anders. Πάντα χωρεῖ καὶ οὐδὲν μένει (*).
Tegelijkertijd is er een nog veel fundamenteler obstakel: is de mens eigenlijk wel in staat zichzelf te onderzoeken? Waar het in de exacte wetenschappen, en deels ook in de medische wetenschappen, nog enigszins mogelijk is om klinisch een probleem in kaart te brengen, verkruimelt de distantie wanneer de mens het menselijke onderzoekt. Dat is (volgens mij) vrijwel onvermijdelijk: we dwalen niet als onbeschreven bladen door de wereld die we bestuderen, maar worden gedreven en gestuurd door allerlei ideologische, culturele en religieuze preoccupaties—en de meest fundamentele preoccupaties hebben betrekking op wie we zijn, hoe we (samen)leven, waar we vandaan komen en waar het met de mens naartoe moet. Iedere wetenschapper die mensen onderzoekt – in het nu of in het verleden, vlak bij huis of heel ver weg – verhoudt zich tot zijn onderzoeksobject, en die verhouding is eigenlijk per definitie ideologisch gekleurd – of je je nou met Romeinse keizers bezighoudt, met leprozen in de middeleeuwen, of met sociale fragmentatie in het Europa van de vroege eenentwintigste eeuw. Dit geldt bovendien niet alleen de wetenschapper zelf, maar zeker óók zijn publiek.
Ware, ‘objectieve’, onveranderlijke wetenschappelijke kennis is dan ook, als het over mensen en samenlevingen gaat, vaak een illusie, en dat is het des te meer zodra (1) de thema’s dichter bij huis komen en de ideologische ‘ballast’ die de onderzoeker meetorst zwaarder weegt, en (2) de analyse zich meer richt op alledaagse situaties, die je nauwelijks kan meten, maar die wel heel bepalend voor allerlei belevingswerelden kunnen zijn. Niets zo moeilijk in objectieve termen te vatten als het microniveau van alledag in onze eigen samenleving – als het over de betekenissen dagelijkse sociale en culturele processen gaat, is de empirie in veel opzichten een tandeloze tijger, en is het al heel wat als je woorden kan vinden waarmee je je observaties breed kan communiceren. Moeten we dat dan maar niet op wetenschappelijk niveau bestuderen? Dat zou een vergissing zijn: mensen ontlenen betekenis aan, en worden zichzelf via alledaagse ontmoetingen. Inzicht in dat soort menselijke processen behoort tot de meest fundamentele vormen van wetenschappelijke kennis—het is alleen verdomd lastig te verkrijgen.
Gloria Wekker begeeft zich op een terrein waar dit probleem zo ongeveer het hevigst speelt: haar onderzoek speelt in het hier, in het nu, en gaat over een onderwerp dat in Nederland ideologisch extreem beladen is, en waarover het extreem lastig is goede gegevens te verzamelen. Je kan vinden dat ze wel erg stellig is in hoe ze het opschrijft, en je kan (met mij) vinden dat ze wel erg veel uit haar eigen ervaringen put, maar iedere analyse van haar werk zou moeten vertrekken vanuit de observatie dat het nog niet zo simpel is om een boek te schrijven over de manier waarop het postkoloniale ‘culturele archief’ zich uit in het Nederland van 2017, en over alle kleine (en grotere) gebeurtenissen waaruit de inhoud van dit ‘culturele archief’ duidelijk wordt. Daar komt nog bij dat de lezers van Wekker niet als onbeschreven blad tot haar werk komen – daarvoor is het onderwerp veel te beladen in ons land. Iedereen die in White Innocence leest doet dat vanuit een ideologisch gekleurde positie. Ook ik. En ook gij, Theepot. Is het mogelijk om ‘objectief’ over racisme te schrijven in een samenleving waarin je zelf leeft? Vermoedelijk niet. Is dit thema wetenschappelijk onderzoek waard? Hell yeah, en liefst door zoveel mogelijk verschillende mensen.
Wat Wekker doet staat in een duidelijke methodologische traditie die gevormd is vanuit precies deze problematiek: hoe bedrijf je wetenschap op een terrein waar de ‘wetenschappelijke methode’ van de harde sciences niets te bieden heeft? Hoe kom je van een observatie tot iets dat je betekenis zou kunnen noemen, zonder te verzanden in anekdotes? Wekker vertrekt vaak vanuit een specifieke situatie, en extrapoleert die dan via literatuur. Het is gemakkelijk om vanaf de zijlijn te roepen dat het allemaal statistisch significant onderbouwd moet worden, maar bij veel van de situaties die ze bespreekt is dat simpelweg niet aan de orde. Is het daardoor minder objectief? Ja, ongetwijfeld. Is het minder wetenschappelijk? Nee. Het bouwt voort op en draagt bij aan een duidelijk wetenschappelijk discours, en zal de komende jaren ongetwijfeld vertrekpunt zijn voor allerlei wetenschappelijk onderzoek dat het ‘model’ van Wekker van cachet zal voorzien, of zal doen wankelen.
Wekker is niet de enige die zo werkt. Hoe dacht u dat we, bijvoorbeeld, radicalisering onderzoeken? Ook daarvoor zijn onderzoekers (deels) gebonden aan close reading en thick description (*) van soms heel fluïde, nauwelijks te verifiëren situaties, en hangt veel af van vaak direct betrokken bronnen met zelf slechts beperkte kennis. Toch kun je langs deze weg tot duurzame inzichten komen. Het kost veel tijd en moeite, en vooral debat, want waar wetenschap over mensen gaat, gaat zij niet over absolute waarheden. Dat kan ook helemaal niet, en het is hoog tijd dat de manier waarop wij over wetenschap praten zich weg beweegt van de door natuurwetenschappen ingegeven objectiviteitsdrang. Wetenschap gaat, in essentie, ook helemaal niet over weten, maar over begrijpen en verklaren, en over het onder woorden brengen van allerlei complexe werkelijkheden, die er door verschillende ogen vaak anders uitzien. Daar heb je soms niet zozeer statistiek voor nodig, als wel een scherp oog, een dikke pen, en de confrontatie met het werk van anderen, die vanuit een andere (ideologische) positie naar een vergelijkbaar probleem kijken. Wetenschap over de wereld van de mens is een gesprek, waarbij vooral belangrijk is welke inzichten op langere termijn beklijven. Of die van Wekker daarbij horen, zal de tijd leren.
Miko Flohr, 23/12/2017