Stilstaan bij een rusteloos verleden

Fukuoka 9B

Ik weet niet precies wanneer ik voor het eerst hoorde dat opa in een jappenkamp had gezeten, maar het moet meerdere jaren na zijn overlijden zijn geweest. Ik was misschien een jaar of 10, en wist op dat moment al tijden dat er in de oorlog concentratiekampen waren geweest, en ik had ook al even begrepen dat de Japanners óók kampen hadden, maar dat die vermaledijde geschiedenis zo dichtbij en tastbaar was geweest – dat was niet meteen duidelijk geworden. Later begreep ik dat dat ‘jappenkamp’ geen mannenkamp op Java was, maar een werkkamp in Japan.

Pas een paar jaar terug werd het me duidelijk wat hij daar precies deed – hij werkte als krijgsgevangene in de steenkolenmijnen van Fukuoka 9B, nadat hij, dienstplichtig, onder de wapenen was gebracht door het gouvernement van de kolonie (zijn centen over die jaren heeft hij vervolgens nooit gezien – een kolonie eist van alles, maar levert zelf natuurlijk niet). Zijn kampkaart, het dagboekje en de brieven die hij over die jaren schreef zag ik pas na het overlijden van mijn oma, in 2010. Het zijn teksten die de deur naar zijn oorlogservaringen op een kiertje zetten – maar eigenlijk ook niet meer dan dat.

Tekening van het kamp Lampersari door Hendrika Hilda Hendricks-Reints Bok (bron)

Lampersari-Sompok

Ik weet niet precies wanneer ik voor het eerst begreep dat oma en tantes ook in het kamp had gezeten, maar dat was ruim nadat ik voor het eerst hoorde over het jappenkamp van opa. Ik wist het toen ik in 1997 de film Paradise Road zag – maar op dat moment wist ik ook niet veel meer dan dat. Wellicht had ik destijds al wel begrepen dat mijn oma in het kamp haar moeder had verloren, later pas hoorde ik dat ook haar zus aan de ontberingen van de oorlog bezweek – maar ik kan me niet herinneren dat het ooit onderwerp van gesprek was.

Lampersari-Sompok in Semarang was een overbevolkte stadsgevangenis met een totaal tekort aan voedsel en een overschot aan ziektes, maar daarover werd vooral gezwegen. Kleine, feitelijke informatie kwam, door de jaren heen, in flardjes tot ons. Later bleek ook oma, na de oorlog iets van haar ervaringen te hebben opgeschreven, maar ook dat is niet meer dan een puzzelstukje in een veel groter geheel – hoeveel zie je eigenlijk van de geschiedenis, als je er middenin zit, en vooral bezig bent met overleven?

Herdenken en vergeten

Ik weet niet precies wanneer ik voor het eerst begreep dat er voor mij op 15 augustus minstens evenveel te herdenken is als op 4 mei – en eigenlijk meer – maar ik kon, denk ik, al een paar jaar lezen en schrijven. Dat moet ook welhaast, want pas vanaf het jaar dat ik elf werd is er een jaarlijkse Nationale herdenking op 15 augustus, en de eerste jaren ging die herdenking waarschijnlijk grotendeels aan mijn waarneming voorbij. De cijfers spreken eigenlijk boekdelen: 42 jaren gingen voorbij zonder reguliere jaarlijkse herdenking; dit jaar is pas de vijfendertigste editie.

Het herdenken heeft het stilzwijgen pas aan het eind van dit decennium ingehaald. Met iedere herdenking groeit het verleden door de verhalen die verteld worden – en met iedere herdenking glijdt het verder weg. Het is bovendien een herdenking zonder ontlading. Vier mei is de dag voor vijf mei, waarop de Duitsers capituleerden. Één dag voor de littekens, en één dag voor het feest. Vijftien augustus is op de dag zelf, en alleen een herdenking van geleden leed. Er was geen reden voor feest.

Steeds dichterbij, en steeds verder weg

Vijftien augustus sta ik stil bij een verleden dat zich eigenlijk nog steeds aan het ontvouwen is. Een familieverleden dat ieder jaar een beetje groeit en daarmee dichterbij komt, en dat tegelijkertijd, onherroepelijk, steeds verder weg is. Dit jaar ontdekte ik hoe opa in 1943 per (overvolle) helleboot van Singapore naar Japan werd gebracht, en hoe het konvooi in de buurt van Taiwan door de geallieerden beschoten werd – één van de schepen is daarbij vergaan, overigens in dit specifieke geval zonder slachtoffers. Het oorlogsverhaal van mijn opa ontpopte zich zo tot een paradoxale combinatie van onbeschrijflijke ontberingen en, zo banaal is het, pure mazzel.

Daarnaast vond ik, bij de oorlogsgravenstichting, de ingescande dossiers van mijn in en kort na de oorlog gestorven overgrootmoeder en oudtante, met daarbij een briefje in een handschrift dat ik meteen herkende van vele tientallen verjaardagskaarten: oma was, in de voorbereiding op haar (enige) reis ‘terug’, op zoek gegaan naar het graf van haar moeder, en het graf van haar zus. Ze had geen succes: het ene graf was in de jaren 80 geruimd, over het andere bestond überhaupt geen documentatie. Het stille verdriet in haar schrijven greep me bij de keel, maar het meest afschuwelijk was de ambtelijke taal waarin, in drie zinnen, zowel voor mijn oma de deur naar haar gezinsverleden definitief in het slot werd gegooid als de verantwoordelijkheid voor deze pijnlijke situatie op haar schouders werd geplaatst – had ze maar eerder in actie moeten komen!

Postkoloniale diaspora

Vijftien augustus sta ik stil bij een oorlogseinde dat de Flohrs en Van Gumsters geen bevrijding bracht, maar alleen maar meer chaos, leed en onzekerheid, en uiteindelijk een postkoloniale diaspora over drie continenten. Ik sta stil bij een verleden waarvoor we er in Nederland op een te laat moment, weifelend, voor kozen om het toch maar niet te vergeten, waardoor er onderweg méér, veel meer, vergeten is dan ooit had mogen gebeuren.

Een oorlogsverleden, ook, waaraan voor alle betrokkenen moeilijke, postkoloniale vragen verbonden zijn die ook nu nog steeds een simpele reflectie in de weg staan. Voor Nederlanders die destijds in Azië waren omdat ze carrière maakten in dienst van een koloniaal bewind dat neerkeek op de lokale bevolking, hen uitbuitte, en parasiteerde op de grondstoffen en vruchtbare grond van de archipel. Voor Indo-Europeanen die, zij het vaak op de tweede rang, meewerkten aan het koloniale regime in het land waar zij geboren en getogen waren, maar dat hen, juist door de oorlog, in één klap vreemd kon worden. Voor de miljoenen Indonesiërs voor wie de Japanse bezetting óók dood, honger en dwangarbeid bracht, maar tegelijkertijd ook de onafhankelijkheid mogelijk maakte. De koloniale context voegt een morele complexiteit toe waar we te lang omheen hebben gelopen, en waarmee we als samenleving nog lang niet in het reine zijn. Moeilijke vragen zonder comfortabele antwoorden.

Zwijgen en verzwijgen

Vijftien augustus sta ik stil bij een rusteloos verleden dat doolt door een heden waarin het nog altijd geen goede plaats heeft gevonden. Precies daarom is het belangrijk. Voor alle vragen die er nog zijn. Voor antwoorden die we gevonden lijken te hebben maar die vervolgens weer nieuwe vragen blijken op te roepen. Ik sta er stil, en in twijfel. Ik sta er voor het leed dat nooit of zelden uitgesproken werd maar wel levens van de direct betrokkenen en hun nakomelingen vorm gaf – en deels nog steeds geeft. Leed dat, denk ik, voor velen des te onuitsprekelijker en des te groter werd omdat Nederland na de oorlog maar niet in het reine durfde te komen met haar koloniale erfenis, en in die verkramping besloot dat zwijgen en vergeten dan maar het beste was (we hebben het vaak over dat spreekwoordelijke Indische zwijgen, maar vergeet de Nederlanders niet!).

En ik sta er in twijfel, in het volledige besef dat ook ik, tot op zekere hoogte, wegloop voor die moeilijke postkoloniale vragen die op deze dag nog geen echte plaats hebben, terwijl dat wel zo zou moeten zijn. In het volledige besef dat die oorlog, die zulke diepe sporen naliet in de levens van mijn grootouders, hun ouders, en hun broers, zussen, neven en nichten, ooms en tantes – die oorlog die via hen de kinderen vormde die zij op de wereld zetten, in de Indonesische archipel, in Nederland, in de Verenigde Staten, of waar dan ook – die oorlog die die kinderen weer doorgaven aan hun kinderen, waaronder ikzelf en een miljoen anderen – die oorlog, die ellende, die ontworteling, die verbogen levens, dat die niet los gezien kan worden van drie eeuwen Nederlands kolonialisme in Zuidoost Azië. Ik sta er in de hoop dat er ooit een moment komt waarop we die Gordiaanse knoop ontward zullen hebben.

Miko Flohr, 14/08/2022