Het was in mijn basisschooltijd, maar het beeld staat me nog precies voor de geest. Het gebeurde op een doodnormale ochtend toen ik nietsvermoedend bij school aankwam. Wat is blijven hangen was niet alleen dat ik zomaar opeens door een ander kind ‘pindapindapoepchinees’ werd genoemd, maar ook dat het vervolgens nadrukkelijk het idee was dat ik daar niet boos over werd. Een incident. Een ongelukkig toeval, want: ‘sommige kinderen begrijpen dat niet.’
We zijn meer dan dertig jaar verder, en er zijn redenen waarom ik dit nooit vergeten ben. Inmiddels werk ik als docent met een expliciet Indisch-Nederlandse identiteit aan een Nederlandse universiteit, en deze week is dat rapport verschenen, over (Zuid-)Oost-Aziatische Nederlanders en discriminatie. En in dat rapport staat dat veel Nederlanders met wortels in Zuid-Oost-Azië en een Aziatische naam enof uiterlijk te maken hebben met discriminatie, beschimpingen naar hun hoofd geslingerd krijgen, onwillekeurig als anders worden gezien, over het hoofd worden gezien, benadeeld worden bij sollicitaties.
Ik heb het rapport gelezen, en ik was volstrekt niet verrast. Natuurlijk was ik niet verrast. Veel was direct herkenbaar, zeker ook de uitgeschreven ervaringen van Indonesische Nederlanders die in het rapport staan. Het rakelde ook nogal wat op. Kleine incidenten, waarover ik meestal zweeg omdat buitenshuis toch niemand om mij heen het zou begrijpen, als ik het zelf al niet in verwarring bagatelliseerde. Een groot incident, waarover ik schreef toen ik zo lang gezwegen had over mijn ervaringen door de jaren heen dat vrijwel niemand begreep waar mijn verhaal opeens vandaan kwam.
Wat het me doet? Aan de ene kant lucht het me op dat nu duidelijk is vastgesteld dat mensen zoals ik inderdaad met enige regelmaat de dingen tegenkomen die ik al mijn hele leven meen tegen te komen. Ik ben dus, zo kan vastgesteld worden, echtniet gekke Henkie. En ik ben, helaas, maar toch niet onbelangrijk, niet alleen. Het maakt de incidenten en excessen niet leuker, maar het geeft wel een context, en daarmee een structuur, en dat helpt. Verdikkeme, zie je nou wel!
Aan de andere kant stemt het me ook treurig. Het stemt me treurig dat het gesprek hierover zo moeilijk – zo niet onmogelijk is. Ik heb gesproken, en wat gebeurde er? Het leidde tot onbegrip. Er werd gezwegen. Het onderwerp werd uit de weg gegaan. De raciale component werd gebagatelliseerd. Ikzelf bleef weliswaar ‘gewoon’ welkom in de kringen waar het gebeurt – maar mijn raciale verhaal? Dat mag buiten blijven.
Misschien dat dit rapport het iets makkelijker maakt voor de mensen om te begrijpen dat raciale discriminatie – daadwerkelijk, vermeend, vermoed, of mogelijk – voor mensen met mijn Indo-Europese uiterlijk van jongs af aan een intensief geleefde en beleefde realiteit is die overal doorwerkt. Een realiteit, ook, die per saldo niet gunstig uitpakt – alleen al omdat het voortdurend vragen oproept, en dus tijd kost, en emotionele en intellectuele energie: wat gebeurt hier nu weer? Het zet je op een afstand, en op een achterstand – en iedere keer een klein beetje meer.
Dat cumulatieve effect van akkefietjes zie ik als een belangrijke reden waarom ik op straat veel meer mensen zie die op mij lijken dan binnen de muren van de universiteit waar ik werk – en ook dat is een intensief beleefde realiteit, die veel van mijn collega’s niet zien, maar ik iedere dag opnieuw aan den lijve ervaar – en anderen, zo weet ik nu, met mij. Want er was één groep academici die destijds wél reageerde op mijn verhaal: collega’s van kleur die precies herkenden wat met mij gebeurd was.
Je kan vinden dat al die academische discussies van tegenwoordig niet zo geracialiseerd moeten worden en dat ‘woke’ een groot probleem is voor de academische vrijheid – maar raciale ongelijkheid is geen uitvinding van ‘woke’. Het is voor academici van kleur een dagelijks gegeven, en de tradities en structuren die het in stand houden draaien nog steeds op volle toeren. De academie is nog steeds vrijwel volledig wit in denken en doen.
Het is dus fijn dat nu officieel, academisch vast staat dat we geen spoken zien, maar toch overheerst bij mij de terughoudendheid. Ik ben de afgelopen jaren niet optimistischer geworden dat we onze collega’s er eenvoudig van zullen kunnen overtuigen dat raciale ongelijkheid niet alleen ons probleem is – maar ook het hunne.
Miko Flohr, 22/03/2024