submergo. Ik heb het opgegeven – het gaat me nog niet lukken met dat verdraaide artikel. Ik zit er nu al drie maanden op te ploeteren en het is nog niet af. Misschien heb ik gewoon teveel hooi op mijn vork genomen en is het onderwerp te groot. Aan de andere kant: zoveel tekst heb ik nog niet. Het punt is meer: ik heb het allemaal in mijn hoofd zitten, maar om de een of andere reden komt het er maar niet uit. Ik kan me er niet toe zetten. Heel irritant. Ben ik nu al gedemotiveerd? Is deze baan dan toch niets voor me? Het vervelende aan promoveren is – ik had het er gisteren nog met iemand over – dat het heel moeilijk is de scheidslijn te trekken tussen werk en privé. Omdat je alle motivatie uit jezelf moet halen ben je volledig op jezelf aangewezen. Gaat het persoonlijk minder, dan gaat het met je werk ook minder en omgekeerd – en het erge is: het ontaardt in den regel in een kip-of-ei kwestie (ik word erop attent gemaakt dat hier sprake is van plagiaat, betreffende formulering is afkomstig van de auteur van Ingenu, excuses): voel je je rottig omdat het niet loopt met je werk of loopt het niet met je werk omdat je je rottig voelt? Wat kan je van jezelf verwachten aan productiviteit?
De vragen die ik in dit artikel behandel zijn fundamenteel voor de rest van mijn onderzoek, denk ik, en druisen ten dele in tegen wat volgens mij de gangbare opvatting is. Maar zie ik dat wel goed? Het veld is zo ondoorzichtig, er is zoveel geschreven en veel dingen zijn al wel een keer bedacht. Veel van wat ik bedenk is niet nieuw, al ben ik dan misschien de eerste die het allemaal bij elkaar zet. Het probleem, dat gevoel heb ik steeds meer, is niet dat er geen gedegen studies met andere perspectieven verschijnen maar dat ze, om een of andere reden, niet hun weg vinden in opleidingsprogramma’s of in het centrum van de discussie komen te staan. Dat maakt het extra lastig om te morrelen aan die ideeen. Er is geen orthodoxie. Iedereen doet zijn eigen ding en datgene waar je met zijn allen over kan discussiëren – wat is de betekenis van wat we doen en welke richting moeten het allemaal uit – een soort van gemene deler dus – ontbreekt volledig. Ik vind dat nog steeds bevreemdend en, omdat ik ervan overtuigd ben dat juist DAT deel van mijn werk de kern is van mijn onderzoek, de vraagstelling, de IDEOLOGISCHE grondslagen, blijf ik voor mijn gevoel weleens teveel daarin hangen en kom ik dus niet verder met mijn concrete output in de vorm van een artikel.
En zo ben ik dus al drie dagen bezig met een paragraaf over werkplaatsen in tabernae (kleine eenheden met een winkel), weet ik precies wat de conclusie moet zijn (ze werden ook bewoond) en wat de betekenis daarvan is voor de rest van mijn werk (productie kon inderdaad in verschillende ruimtelijke en sociale contexten plaatsvinden) maar slaag ik er maar niet in om het allemaal bevredigend op te schrijven.
Miko Flohr,