Uitgestorven

De zomer slaat toe op de negende verdieping van het Erasmusgebouw. Niet alleen is de lucht bedompt tot ondragelijk, maar verstandiger zielen zijn het gebouw ook ontvlucht. Ik zit hier zo goed als in mijn eentje, de kantine is op zomerschema, d.w.z. pas om elf uur open, en er gebeurt hier verder werkelijk niets. En dat terwijl ik van plan was vandaag een lange dag te maken zodat ik morgen de eerste bergetappe zou kunnen kijken… Ik was sowieso al te laat uit m’n nest daarvoor, maar de stilte maakt het ook niet echt een aantrekkelijk idee. Wellicht straks maar gewoon ‘ns in de bibliotheek gaan zitten, daar zitten in ieder geval wát anderen.

Miko Flohr, 11/07/2005

Thuis

Ondertussen staat er in Nijmegen een grote stapel dozen te wachten op aandacht. Mijn spullen. Een jaar lang niet gebruikt, het meeste een jaar lang niet gemist. Natuurlijk moet mijn hele kamer heringericht en natuurlijk heb ik eigenlijk te weinig tijd en verzand ik voortdurend in het doen van andere dingen zoals het updaten van mijn website. Maar dat is een kwestie van tijd. Morgen…

Miko Flohr, 08/07/2005

Erop en erover

Jij, kleine beige labrador waagt het de bal af te pakken van mij, grote canecorso? Weet je wat we daarmee doen? Ik kan je niet grijpen want daar ben ik te lomp en jij te wendbaar voor. Maar ik ben groot en jij bent klein. Ik win. Doe die staart opzij en laat me erbij.

Miko Flohr,

If London burns

Dankzij Marieke weten we waar we vandaag Thom Yorke kunnen vinden:

And if the world does turn
And if London burns
I’ll be standing on the beach with my guitar

Radiohead, Anyone Can Play Guitar

Miko Flohr, 07/07/2005

Eng

Dit is de Fokke en Sukke van gisteren, nadat bekend geworden was waar de Olympische Spelen van 2012 gaan worden gehouden.

Miko Flohr,

Erasmus, Lift E

(belt)
– it’s the busy-tone
(wacht en belt nogmaals)
– it’s the busy tone again. Damned. I’ll try the other number
(belt het andere nummer, er wordt opgenomen)
– Goedemiddag u spreekt met Miko Flohr vanuit het Erasmusgebouw, lift E. De lift staat hier al vijf minuten stil en we zouden graag naar buiten willen.
– Waar bent u?
– In het Erasmusgebouw, lift E.
– U weet dat u met het Radboud spreekt?
– Nee, dat weet ik niet.
– Heeft u de portier gebeld?
– Ja dat heb ik gedaan, het nummer is in gesprek en ik heb toen het nummer voor buiten kantoortijden gebeld.
– Heeft u een ogenblikje? dan verbind ik u even door met de storingsdienst.
– Ik heb alle tijd, mevrouw.
(wacht)
– Hallo met Bert.
– Dag, u spreekt met Miko Flohr vanuit lift E in het Erasmusgebouw. We zitten vast en we willen er graag uit.
– Bent u alleen?
– Nee, we zijn met twee.
– Waar zei u dat u zat?
– Lift E.
– Maar wat is het liftnummer?
– E. In het Erasmusgebouw
– O zit u daar? Het spijt me, maar dan kan ik u niet helpen. U spreekt met de storingsdienst van het Radboud.
– Dus u laat mij hier gewoon zitten??
(na lange stilte)
– Ik zal u doorverbinden met mijn baas.
(na lange stilte) – met Joop.
– Dag, met lift E van het Erasmusgebouw. We zitten vast en willen eruit.
– Maar dan moet u de portier van het Erasmusgebouw bellen, meneer.
– Dat heb ik gedaan, maar die is in gesprek.
– Weet u het zeker?
– Ja, voor ik hierheen belde was hij in gesprek.
– Dan kunt u het wellicht proberen bij de portier van het Radboud?
– Die heb ik vervolgens inderdaad gebeld en via hen ben ik doorverbonden naar deze telefoon.
– Eennnnnns eeeven kijkennnnn. (bladert ergens in). Nee. Ik heb hier geloof ik geen telefoonnummer bij de hand waarmee ik u kan helpen.
– Ok. Dan probeer ik nogmaals de portier van het Erasmus. Als u nu ook daarheen probeert te bellen…
– Wellicht is het dan een goed idee dat ik ook probeer te bellen.
– Vriendelijk bedankt hoor, dag.
– Dag.

(belt nogmaals, telefoon gaat zes keer over maar wordt uiteindelijk opgenomen)

– Erasmusgebouw, goedemiddag.
– Goedemiddag u spreekt met Miko Flohr. Ik zit vast in lift E en wil eruit.
– Ok. Ik bel gelijk de storingsdienst.
– Dank u. Dag.
– Dag.

(ca. 3 minuten later wordt er gebeld).

– Goedenmiddag u spreekt met Bea van de storingsdienst. U zit vast in de lift, klopt dat?
– Dat klopt.
– Wij zijn zojuist gebeld door de portier van het Erasmusgebouw en hebben terstond de reparateur gebeld. Die is nu onderweg maar we weten niet hoe lang het kan duren.
– Maar is het niet gewoon een storing die intern kan worden opgelost?
– Nee, was het maar zo, dan hadden we dat allang gedaan. Na de renovatie is de universitaire technische dienst niet langer bevoegd mensen te bevrijden uit de lift.
– O.
– Is verder iets dat ik voor jullie kan betekenen?
– We hadden graag een kopje koffie.
– Ik bel vooral om u gerust te stellen. We hebben alles onder controle en de reparateur is onderweg.
– Dank u wel.
– Dag.
– Dag.

(ca. 30 minuten later wordt er weer gebeld)

– Dag met de portier. Zitten jullie nog steeds vast?
– Ja, we zitten nog steeds vast.
– O. Dan ga ik er eens achteraan bellen.
– Dank u.

(ca. vijf minuten later gaat de deur open en klauteren we eruit, bevrijd door iemand van de technische dienst, gebeld door de portier, omdat het bedrijf dat ons had moeten bevrijden nog altijd niet gearriveerd is. Het heeft totaal ca. 55 minuten geduurd. Ik was met een Chinees, die gelukkig Engels sprak, dus het was nog best vermakelijk, maar ik had toch de neiging wat mensen te vermoorden toen ik eenmaal buiten was…)

Miko Flohr, 06/07/2005

De eerste dagen

Dat valt nog niet mee, zo’n plotse overgang. Vrijdagavond nog dramatisch afscheid nemen op Termini, zaterdagavond thuis, zondag verhuizen, maandag aan de slag op de uni en ondertussen tussendoor voortdurend oude bekenden ontmoeten en bijpraten. Vanavond even een avondje niets en dat bevalt me prima – althans: ik lig hier gewoon te maffen zo uitgeput ben ik alweer…

Ik krijg een eigen werkkamer voor mezelf alleen, voorlopig, maar ik moet er nog even op wachten want de persoon die er zat heeft ‘m nog niet leeg gemaakt. De eerste werkdagen waren een grote cultuurschok: van de relatieve vrijheid en anonimiteit op het DAI met een grote groep mensen ter beschikking voor de lunch naar een kleine, gesloten werkkring van een paar mensen die iedere dag bij elkaar zitten. Dat is even wennen. Ook het gebouw: het uitzicht is echt prachtig, dat wist ik natuurlijk wel, maar er kunnen geen ramen open en dat betekent oncontroleerbare aanvallen van dufheid midden op de dag (vooral in de uren na de lunch). En er is een heleboel nog niet: nog geen personeelspas – dus geen korting, geen boeken lenen. Nog geen computer, dus mail checken in de bibliotheek. Maar goed, dat komt allemaal vast de komende dagen.

Ondertussen prent ik mezelf in dat het heel leuk is weer hier te zijn – dat is natuurlijk grotendeels ook wel waar, maar enige neiging tot melancholische heimwee is me dezer dagen nog niet vreemd. Nijmegen is een mooie stad met veel dierbare mensen, veel meer dan in Rome. Maar het leven is heel anders hier en Rome is wel een stad die je in het bloed gaat zitten.

Miko Flohr, 05/07/2005

Flohr gaat door

Uiteraard betekent mijn naderende thuiskomst niet dat ik mijn laatste logs aan het schrijven ben. Ik blijf jullie ook in Nederland lastig vallen met al mijn rudimentaire uitingen over de dingen op straat en de dingen in het hoofd.

Miko Flohr, 02/07/2005

… hallo Basel

… en je merkt meteen het verschil. Het is hier stil op straat! Bijna angstvallig. Mensen mompelen slechts tegen degene met wie ze zijn, lopen met gebogen hoofd elkaar voorbij. Geen scooters, geen sirenes, geen bedelaars. Ik had me nooit gerealiseerd dat het verschil zo groot was. Schone toiletten in de cafées. Maar – je went er blijkbaar heel snel aan – wat ontzettend irritant dat hier overal nog gerookt mag worden binnen! Ik zal blij zijn als dat over is in Nederland. Als het in Italië kan…

Miko Flohr,

Dag Rome…

… en weg ben ik. Ik heb even niet gelogd de afgelopen tijd, eerst druk met leuk bezoek en daarna te veel in beslag genomen door het naderende afscheid. De hele week de hort op geweest met verschillende mensen om nog één keer een biertje te drinken (of twee, of drie). Dinsdag was er nog een boekpresentatie op het Nederlands instituut met Renate Dorrestein, erg leuk, daarna wat gedronken met de laatste twee mohikanen van de gastenverdieping. Woensdag was het de feestdag van Petrus en Paulus – heel Rome lag plat – en die heb ik aangegrepen om maar wat bij en vooruit te slapen (i.e. tot 16:00u) en ‘s avonds nog (behoorlijk) wat gedronken met een vriend uit Groningen die ook gisteren weer naar Nederland is vertrokken – nog even langs het Pantheon, nog even wijn drinken bij Giulio Passami l’olio, nog en passant even een erg leuk restaurantje (zonder naam, de straat ben ik ook vergeten) ontdekt ergens op Campo Marzio en daarna met wat flessen bier op Piazza Navona gezeten. Donderdag na een wat te korte nacht nog één dagje naar het DAI, vooral om iedereen daar nog even te zien, nog even te lunchen, een ijsje te eten – echt veel heb ik niet meer gedaan, daar was het ook veel te heet voor. ‘s Avonds werd nog spontaan een soort van afscheid voor me georganiseerd en heb ik andermaal nog een terrasje bezocht in San Lorenzo, de studentenwijk, met vier Italiaanse archeologen. Laat thuis, veel te vroeg weer op want de kamer moest natuurlijk ook nog schoon en – veel erger – er moesten nog twee dozen boeken naar het postkantoor gebracht en verstuurd (TACHTIG euro). Het was gisteren één juli en dat betekent – had ik mij natuurlijk niet gerealiseerd – lange rijen bij het postkantoor omdat iedereen daar contant zijn huur moet komen betalen. Verder alles vlekkeloos verlopen. Tot mijn grote verrassing werd ik op het station nog opgewacht en uitgezwaaid door een vriendin. Een langzaam afscheid, deze week, maar toen de trein met vijf minuten vertraging in beweging kwam was het toch nog abrupt… Vaffanculo.

Miko Flohr,