Hier wonen dus slechts twee oude nonnen met een baard hè.
Miko Flohr, 28/07/2012
Hier wonen dus slechts twee oude nonnen met een baard hè.
Miko Flohr, 28/07/2012
De dagelijkse werkroutine is eigenlijk verbluffend simpel. Ik heb een lijstje gemaakt van de straten die ik deze campagne zeker gedaan wil hebben, en die ga ik in volgorde van urgentie af. Ik begon in het uiterste westpunt van de site en werk zo langzaam naar de ingang. Per gebouw noteer ik hoe de muren eruit zien, wat voor ingang het is, en hoe het zich verhoudt tot het omliggende: is de façade van baksteen of van iets anders? Is het betreffende gebouw een winkel, een huis of een andersoortig pand? Is er een perceelscheiding zichtbaar, of is het gelijktijdig met de buren neergezet? En als je een perceelscheiding kan zien, kun je dan ook vaststellen welk van beide gebouwen ouder is? Dat laatste kan overigens meestal niet zo goed, helaas, maar dat is in deze (begin)fase van het onderzoek ook nog niet zo essentieel. Dat komt later. Continue reading
Miko Flohr, 26/07/2012
Een beetje campagne kan eigenlijk niet zonder minstens één geval van bureaucratische rompslomp. Dan is er zomaar opeens ergens een pietluttig regeltje veranderd, en dan moet er iets. En dat moet dan dus ook echt, of het nou handig is of niet, en of het u nu een paar minuten of een paar dagen campagnetijd kost. Met name waar het de archeologische dienst betreft, is het daarbij voorzichtig navigeren, vooral niet op teveel tenen gaan staan, en gewoon doen wat gevraagd wordt. Continue reading
Miko Flohr,
Ostia, Taberna di Alexander Helix. Nu met gratis frisse bries in de rug.
Miko Flohr, 22/07/2012
Voor vandaag stond een kleine excursie gepland. Normaal doe je dat bij voorkeur als je al een flink stuk werk verzet hebt, maar dit kon niet langer wachten: ik ging een kijkje nemen bij mijn oude collega’s van de Radboud Universiteit, en aangezien hun veldwerk er zaterdag op zit, was vandaag de laatste dag dat er nog iets te zien was: morgen worden alle putten gedicht. In plaats van naar Ostia te gaan, begaf ik mij dus naar de andere kant van Rome, naar de Via Appia, waar Stephan Mols en Eric Moormann – respectievelijk scriptiebegeleider en promotor van ondergetekende – het project leiden.
De Radboud Universiteit in Nijmegen heeft geen grote afdeling klassieke archeologie: een hoogleraar, een universitair hoofddocent, zo nu en dan een promovendus, en een paar masterstudenten die afstuderen op een archeologisch onderwerp, en dat is het wel zo’n beetje. Groningen, Amsterdam, en Leiden hebben allemaal eigen, zelfstandige bachelors en dus, veel meer studenten en veel meer wetenschappers. Maar, gek genoeg, heeft Nijmegen wel patent op veldwerkprojecten op de bekendere locaties. Als student ging ik zelf mee op veldwerk in Pompeii, als promovendus werkte ik mee aan een project in Ostia, en nu, sinds 2009, zit de Radboud dus aan de Via Appia, een dikke vijf kilometer buiten de muren van Rome. Continue reading
Miko Flohr, 19/07/2012
De eerste horde van ieder veldwerkproject is om zonder al te veel gedoe de opgraving op te komen. Het komt, zo is mijn ervaring, uiteindelijk altijd wel goed, maar blijft toch ieder jaar weer een beetje spannend. Zeker dit jaar. Vandaag moest het gebeuren, maar er was grote onduidelijkheid over de vergunning die ik nodig had van de Soprintendenza Archeologica di Roma. Ik had gemaild, gebeld, gefaxt en zelfs de slakkenpost ingeschakeld, en ik kreeg maar geen respons. De dame die het regelde was, zo bleek na drie keer doorgeschakeld, op vakantie. En nee, er was niemand anders, en wanneer ze terugkwam mocht Joost weten. Je kan dan weinig anders doen dan hopen en wachten tot het tij keert. Continue reading
Miko Flohr, 17/07/2012
Plots roept de mevrouw (jaar of vijftig, kort geblondeerd, grote pukkel) achter de kassa onverbiddelijk dat de kassa gesloten is. De meneer die als laatste aan wilde sluiten kijkt een beetje verbouwereerd en vraagt of hij het goed begrepen heeft. Ik zeg hem dat ik het ook niet helemaal weet. Het enige wat we hoorden was een luid ‘chiuso’, verder keurde de dame niemand een blik waardig, en zeker hem niet. De meneer, wiens uiterlijk wijst op wortels bezuiden de Sahara, drentelt nog wat, en druipt dan maar af. Niet veel later blijkt de kassa overigens gewoon weer open. Nog twee klanten sluiten aan achter mij, tot de volgende persoon met zwarte huid zich meldt. ‘Chiuso!’. Vierentwintigkaraats racisme, gewoon, bij de kassa in de supermarkt, op een doordeweekse maandagmorgen. In 2012.
Er lijkt iets veranderd in Rome, de afgelopen jaren. Niet dat Romeinen ooit erkende multicultiknuffelaars waren – toen ik eens vanuit Rome naar Turkije vertrok, werd ik gewaarschuwd goed op mijn spullen te passen, want je weet het hè, met die Turken, die heetten vroeger niet voor niets Ottomanen (Otto mani betekent ‘acht handen’), en eigenlijk wordt alles dat van buiten komt met wantrouwen bekeken tot het scusa (sorry) van scusi (excuseert u mij) kan onderscheiden – maar het is nu wel heel erg. Het minachtende wantrouwen van de kaartjesverkoper op het station werd pas gebroken toen ik in Italiaanse volzinnen naar een maandabonnement vroeg. Voor die tijd werd ik behandeld als één van de vele illegale vreemdelingen die hij dagelijks meende te zien. Continue reading
Miko Flohr,
In een klein vlokje schaduw zit een oververhit Nederlands gezin op een omgevallen zuil. Vader – zweet parelt op zijn voorhoofd – hanteert de capitool reisgids, puberdochters hangen er verveeld bij. We zijn in het huis van de Vestaalse maagden aan het Forum Romanum, en vader wil graag de Palatijn op. Wat dat dan wel niet is, die Palatijn, verzucht de ene dochter. ‘Dat is de bovenstad,’ antwoordt haar vader, en mompelt iets over ‘niet helemaal opgegraven’. Een fatale miskleun: ‘maar als het nog niet opgegraven is, waarom zou je er dan heen gaan?’ Vader zwijgt.
Het is zondagmiddag, iets na vieren, en het is heet op het Forum Romanum. Heel heet. En druk. Heel druk. Niet bij de kassa overigens – ik kon zo doorlopen – maar op de site zelf is het nog dringen. Het Forum is vanaf half negen tot kwart over zeven open, maar om onbegrijpelijke redenen komt iedereen tussen twaalf en vier – als je er eigenlijk echt niet wil zijn. Vanaf vier uur, als de hitte draaglijk wordt, loopt de site langzaam leeg, en vanaf een uur of zes kun je er zelfs foto’s maken zonder andere mensen erop. In mediterraan strijklicht, bovendien. Ergo: ik arriveer om vier uur, en dwing mezelf tot half zeven te blijven. Continue reading
Miko Flohr, 16/07/2012
Ik hou dus niet van vliegen, en al helemaal niet van vliegen in vakantietijd. Maar ja, probeer op 14 juli maar eens een betaalbaar treinticket van Londen naar Parijs te vinden, of nog erger: van Londen naar Rome, via Parijs. Dus daar stond ik dan. Op Heathrow. Veel te vroeg, want je weet maar nooit of die bus niet vol is. Wachten. Cappucino. Bag Drop. Security. Nog een cappucino. Rondje lopen. Vooruit, nog maar een cappucino – zo’n cappucino in Engeland brengt je overigens zelden ‘in de stemming’. Het is vooral deprimerend. Het is goede cappucino, soms, maar het klopt niet. Cappucino drink je niet bij een keten met duizend vestigingen, maar bij die ene bar van die ene familie. Het is dat de Britse filterkoffie volstrekt niet te pruimen is.
Enfin, om mij te straffen voor mijn inwendige gezanik, kregen we een half uur vertraging voorgeschoteld. En twee verdwaalde passagiers wier bagage van boord moest – nog een kwartier erbij. En een queue van tien vliegtuigen die ons scheidden van de startbaan, waardoor dat moment dat ik het allermeest haat aan vliegen – dat moment dat je echt niet meer dat ding uit kan kan maar nog niet in de lucht bent – tot welhaast epische proporties gerekt werd.
Maar daar gingen we dan. Hobbelend door de wolken heen. Gladjes over Frankrijk zeilend. Lunchen boven de Jura. Turbulerend over de Alpen. Dalend boven de lagune van Orbetello. Landend op een stuk asfalt bij de Tibermond. Wachtend tot de deur open ging. Rommelend, wurmend en voordgingend als Italianen liep men naar buiten, waar men in Londen nog stram, beleefd en netjes als Britten was ingestapt.
En toen, een voet nog in het vliegtuig, de andere in de slurf, openbaarde Italië zich aan mij. In al haar glorie. Uniformen met Belangrijke Meneren erin keken nors naar wat er zoal passeerde. Een muur van hitte ontdeed mijn lichaam van het laatste beetje vocht en gaf het aan mijn kleren. Airconditioning stuk. In de hal van Fiumicino bleek dat van drie binnenkomende vluchten door één beambte alle EU-paspoorten gecontroleerd werden. Druk of niet druk, zo is het schema nou eenmaal. Ik heb inmiddels geleerd hoog noch laag te springen, en het lot te aanvaarden. Bij de douane wordt een hoogblonde jongedame met een voorzijde van zekere omvang en net iets te weinig kleren aan door de jongeheer van dienst resoluut uit de menigte gevist om te zien of ze écht niets aan te geven had. Benvenuta, signorina. Siamo in Italia. Of Afrika, zoals men alles bezuiden Florence in Padania noemt.
Een korte busrit bracht mij naar mijn bestemming. Onderweg herkent men de opgravingen van verre aan de pijnbomen die de autoriteiten er in de jaren twintig en dertig plantten. Eerst de haven van Trajanus. Dan de necropolis van Isola Sacra. Dan Ostia zelf. Een vorm van fascistische romantiek waar ik als archeoloog boos van wordt en als mens blij: het is rampzalig voor de gegevens die ik zoek, maar dat beetje extra schaduw helpt je in de zomer wel de dag door.
De komende weken verblijf ik in Lido di Ostia, een oord dat vooral interessant is als u van het strand houdt of van twintigste-eeuwse betonbouwkunst in haar meest rudimentaire verschijningsvormen. Of wanneer u het vermetele plan heeft opgevat zichzelf twee weken op te sluiten op een bloedhete, windloze opgraving. Ik zit in een hotel aan zee, maar, u vermoedde het al, het is een academisch verblijf, in een kamer aan de achterkant. Geen tierelantijntjes. Zijn ook nergens voor nodig, eigenlijk. ‘Aan zee’ betekent overigens vooral dat de zee metrisch gezien dichtbij is. Je kan er niet heen: stranden zijn privébezit, je moet betalen om er te mogen vertoeven, en na zonsondergang is alles dicht en verlaten (behalve de lungomare, zie foto). ‘s Avonds na gedane arbeid nog even langs het water banjeren zal er dus niet bij zijn. Dat zal de pier worden, en die ene straat waar de hele stad haar avondommetje slentert.
Miko Flohr, 14/07/2012
Miko Flohr, 06/07/2012