We horen voortdurend wat de kiezer zoal zou vinden. Terecht, natuurlijk, want in een democratie is het electoraat belangrijk. We horen het van opiniepeilers, van verslaggevers, en door de inmiddels obligaat geworden interviews in de winkelstraat. Maar horen we het ook echt, wat de kiezer vindt? Je kan daarover twijfelen: hoewel ‘de kiezer’ het niet altijd met zichzelf eens is – ‘de kiezer is verdeeld’ (moeilijke zin overigens, als je visueel bent ingesteld) – heeft de kiezer die de media ons laten zien zelden twijfels. De kiezer zegt meestal voor veertig procent ‘JA!’, en voor vijftig procent ‘NEE!’, en dan is er nog een zielige 10% die geen mening heeft of het niet weet, maar daar maalt eigenlijk verder niemand om.
Raar idee eigenlijk. Ik ben zelf – geheel toevallig – ook kiezer, en ik twijfel voortdurend. Meestal overigens niet tussen ‘JA!’ en ‘NEE!’, maar over of de vraag die gesteld wordt wel de juiste is, en over in hoeverre de geboden oplossing nou wel of niet recht doet aan het probleem. Vaak neig ik gevoelsmatig wel een bepaalde kant uit, maar, ach, echt precies weet ik het niet, en als ik me er echt in verdiep, blijkt vaak dat ik zelden helemaal tevreden ben met de voorhanden opties. Als we echt een directe democratie zouden hebben, en ik zou mezelf dwingen volledig eerlijk te zijn, zou ik voortdurend ‘Anders, namelijk…’ stemmen. Net als, vermoedelijk, de meeste kiezers. De kiezer is geen binaire zombie. Continue reading
Miko Flohr, 06/07/2012