Italiaanse alto’s zijn van drie kilometer te herkennen. Ze hebben veel haar, de mannelijke varianten liefst ongeschoren, te grote kleren van het type tweedehands en, dat is het allerbelangrijkste, een verloederde hond. Je ziet ze op bruggen en in metrostations, in steegjes. Zitten, hangen en wiet roken. Heel menselijk dus.
Slechts zelden vertonen ze zich hier in de Villa Borghese, maar toen ik vanmorgen in het zonnetje (wees gerust, inmiddels regent het weer) naar het DAI liep kwam ik er een tegen bij de vijver. Hondlief was over het hek gesprongen en liep driftig heen en weer langs de waterkant want o o, daar bewoog van alles in het water en daar moest naartoe worden gegaan.
Op twee meter van de kant dreven twee zwanen met wat gansjes en eenden eromheen en de crustie verzekerde me dat ze maar wat bang waren voor zijn cane. Volgens mij viel het wel mee, de zwanen beperkten zich tot wat routineus geblaas richting dat bewegende beest op de oever. Het leek er meer op dat de hond bang was het water in te gaan. Telkens deed hij het toch weer net niet. Pootje erin, pootje er weer uit. Gelijk had hij. Ik had het graag gezien hoor, het gevecht, maar het is er niet van gekomen en ik denk dat dat maar beter is voor de hond en zijn crustie…
Miko Flohr,