Roosendaal

Het is kwart over vier, en wordt al een beetje donker. Ik sta op perron 4a in Roosendaal. Het is fris. De ipod besluit uit eigen beweging dat het tijd is voor Leather Wings – een stemmige, woordenloze ballad uit de tijd dat This Will Destroy You nog niet alleen maar toonloze noise maakte. Ik knik instemmend. Het is de logische soundtrack bij wat mijn ogen zien. Ik heb hier de laatste jaren vaker gestaan. Het is een plek die er een beetje bij is gaan horen, de laatste jaren. Wachten op de perrons van Roosendaal is inmiddels een vertrouwde rite de passage onderweg van huis naar home of vice versa: Roosendaal is het aan- en afmeerpunt in Nederland – zoals Arnhem die rol speelde in de tijd dat ik op en neer reisde naar Rome.

Arnhem is al die tijd een bouwput geweest – zo’n plaats waar de ambitie van enkelen jarenlang het humeur van velen op de proef stelt totdat het allemaal uiteindelijk werkt. Of niet. En dan toch maar. Station Roosendaal is geen bouwput. Het is vast ooit een bouwput geweest, want de hoeveelheid gebouwen die de perrons scheiden van het stationsplein is indrukwekkend, maar dat is lang geleden. Tegenwoordig is het vooral een tochtgat. Ik knoop mijn jas nog maar eens stevig dicht. Het is zo’n grijze dag waarop het eigenlijk nooit licht is geweest: twee keer over de Moerdijk razen, nul keer de Amercentrale in beeld. Het groene hart was een klamme, grijze deken met aanzetten tot sloten die in het niets verdwenen. Ik ril. Bij nader inzien is het niet fris, maar gewoon koud. De trein naar Brussel heeft tien minuten vertraging, meldt het bord. Dat klinkt vervelend, maar het goede nieuws van een trein met vertraging is dat hij in ieder geval onderweg is. Dat hebben we weleens anders meegemaakt.

Ik kijk over de sporen van het rangeerterrein. Achter de roestige grindtrein staat het stadionnetje van RBC Roosendaal. Een paar jaar terug werd daar nog tegen Ajax, Twente en PSV gespeeld. Nu speelt er helemaal niemand meer. RBC is failliet. Bestaat niet meer. Zelfs niet als amateruklub. Het past in het plaatje. Station Roosendaal ademt de sfeer van vergaande glorie. Verwelkte flarden van weleer. Vroeger. Vroeger stopte hier de trein naar Parijs. Kon je hier tijdens het overstappen snel wat Belgische of Franse franken halen, of uitsmijter eten in de restauratie. Roosendaal was niet het einde van Nederland, maar het begin van het buitenland. Maar de Frank is zoals u weet al enige tijd uit de roulatie, en de restauratie staat sinds een jaar leeg. De trein naar Parijs stopt al jaren niet meer in Roosendaal, en sinds een jaar of twee rijdt de Thalys niet eens meer stapvoets door het station. De HSL is klaar.

Inmiddels hoor ik de belgenboemel krakend en piepend de tocht naar Antwerpen aanvaarden – aan boord zes mensen en een machinist. De Belgenboemel. Train of last resort. Ik gun het niemand. Een uur lang op een sukkeldrafje op harde bankjes in een muffe coupé. Een uur lang terug naar de jaren zestig, en minutenlang stilstaan bij iedere boerenschuur met meer dan drie varkens. In de zomer gaat u er hartstochtelijk zweten. En, vervelender, uw minder frequent douchende buurman ook. Binnenkort is de belgenboemel alles dat nog resteert: als de Fyra straks doorrijdt naar Brussel, verdwijnt de BeNeLux-trein. Roosendaal zal definitief verzinken in een provinciaal coma.

En toch, troosteloos of niet, ergens prefereer ik dit Roosendaal boven die comfortabele lounge in London St. Pancras, waar je alles hebt, en waar het nooit koud is, en nooit warm. Waar men welkom heet op industriële schaal, en zonder menselijke maat. St. Pancras is een lege onplek. Een dystoop. Een afwerkplek voor gevorderde forenzen. Een plek waar je slechts kan wachten, en nog snel even je email kan checken en een kopje designkoffie achterover kan slaan. Geen plek waar je gewoon even rustig kan staan, en rondkijken, en je kan verwonderen over wat tijd al niet aanricht. Nee, doe mij dan maar Roosendaal – Geef mij maar het démasqué. Daar komt tenminste iets onder tevoorschijn.

Miko Flohr, 17/11/2011

Onzinnig geklets over de Indische wortels van Geert Wilders

Geert Wilders wil blanker en blonder zijn dan hij is, en dat komt omdat hij een Indo is. Want zo zijn Indo’s, betoogt Sam Gerrits – en voor de lezer het door heeft vliegen hem de stukken versgebakken kroepoek, de verbitterde oude tantetjes en de clichés over Tempo-Doeloeland om de oren. Sam Gerrits is namelijk Indo. Dus hij weet het, en hij mag het zeggen. Welnu. Ik ben ook Indo. Dus ik weet het ook, en ik mag het ook zeggen. Dat ga ik dan ook even doen. En ik ga u vertellen dat Sam Gerrits er (net als overigens Lizzy van Leeuwen in de Groene eerder deed) een potje van maakt.

Nu kom ik zelf niet zo uit een kroepoekfamilie – wij zijn meer van de Pisang Goreng – dus misschien verklaart dat het, maar hoe het ook zij, in mijn familie viel nooit één onvertogen woord over Turken, Marokkanen of iedere willekeurige andere groep immigranten, en er is werkelijk niemand die zich ooit blanker heeft voorgedaan dan hij of zij was. Van een aantal mensen in mijn familie weet ik bovendien dat ze zich grote zorgen maken over de opkomst van Wilders en de manier waarop hij uit de gevoelens van Nederlanders jegens vreemdelingen electorale munt weet te slaan. En dat is maar al te begrijpelijk – de oudere generaties hebben aan den lijve ondervonden hoe die tolerante Nederlandse samenleving nieuwe Nederlanders welkom heet. Continue reading

Miko Flohr, 16/11/2011

De puinhoop die het Verenigd Koninkrijk is

Deze foto nam ik vrijdagochtend toen ik aankwam bij mijn werkkamer in Little Clarendon Street in Oxford. Het is een dagelijks terugkerend tafereel: de plek tussen de pinautomaten wordt ingenomen door (vaak dronken, immer haveloze) daklozen die passanten om een kleine bijdrage vragen. Nog nooit was pinnen zo gezellig. Tegenwoordig slapen ze er ook, op een beetje karton en in een slaapzak die er zelfs van tien meter zo smerig uit ziet dat je er haast onpasselijk van wordt. Het is een symbolisch beeld. Typisch voor dit land. Zelfs in Oxford is de sociale armoede voortdurend zichtbaar. Soms, als ik zit te werken, hoor ik ze schreeuwen en lallen. Ze zijn er. Altijd. Continue reading

Miko Flohr, 12/11/2011

Seaside villa

Remains of Roman maritime villa underneath medieval tower in the Tyrrhenean sea. This is Torre Astura, in Lazio, Italy. Archaeologists believe that this was not only a luxury villa, but also a place where fish were grown.

Miko Flohr, 09/11/2011

Herfstkleuren

Zaterdagmiddag. Wandelen. Headington Quarry en dan naar Brasenose Woods en Shotover Hill. Veel kleuren en een camera.

Miko Flohr, 08/11/2011

Laten we nuchter blijven over het kapitalisme

“Het kapitalisme is je beste vriend”, betoogt aandelenanalist Willem Schramade in NRC.next naar aanleiding van de Occupy-beweging. “Nee hoor”, roept SP-er Leon Botter ietwat verlekkerd op JOOP.nl, “het kapitalisme staat nu eindelijk echt ter discussie.” Het gekke is dat ik van beide stukken een beetje ongemakkelijk word. Zowel Schramade als Botter lopen onnodig ideologisch te doen en het is hoog tijd dat we daar eens mee ophouden – zowel linksom als rechtsom. Oogkleppen af, analyseren, en aanpakken. Dat is het devies. Hoog tijd om het oude, moralistische debat over of kapitalisme goed of fout is achter ons te laten. Continue reading

Miko Flohr, 07/11/2011

Die ene, onredelijke vrijheid

Vandaag las ik dit, en, hoewel je het eigenlijk wel kan weten, fronste ik toch even mijn wenkbrauwen:

De kapitalist, waar hij ook de bovenhand heeft gekregen, heeft een eind gemaakt aan alle feodale, patriarchale, idyllische relaties. Hij heeft medogenloos al die verschillende banden die de mens verbonden met zijn ‘natuurlijke bovengeschikten’ verbonden verscheurd, en hebben geen andere band tussen mens en mens overgelaten behalve naakt eigenbelang, een gevoelloze afrekenmentaliteit. Hij heeft de meest hemelse uitspattingen van religieuze hartstocht, van ridderlijk enthousiasme, van ongeremd sentiment, verdronken in het ijzige water van egoïstische berekening. Hij heeft persoonlijke waardigheid omgezet in ruilwaarde, en die talloze, oneindige, traditionele vrijheden, die heeft hij vervangen door die ene, onredelijke vrijheid: vrije handel. Kort gezegd heeft hij uitbuiting verhuld door religieuze en politieke illusies vervangen door naakte, schaamteloze, directe, brute exploitatie. De kapitalist heeft ieder beroep dat in het verleden met bewondering werd bezien ontdaan van zijn luister. Hij heeft de dokter, de advocaat, de priester, de dichter, de wetenschapper tot zijn loonarbeiders gemaakt. De kapitalist heeft de sentimentele sluier van de familie getrokken, en de familierelatie tot een financiële relatie gereduceerd. […]
De kapitalist kan niet bestaan zonder voortdurend de instrumenten van de economie radicaal te veranderen, en daarmee de verhoudingen in de economie, en met deze de sociale verhoudingen in het algemeen. Behoud van de economische structuren in onveranderde vorm was de eerste bestaansvoorwaarde van alle eerdere bezittende klassen. Voortdurende radicale veranderingen in de economie, ononderbroken verstoring van alle sociale condities, eeuwigdurende onzekerheid en agitatie onderscheiden de kapitalistische samenleving van alle eerdere samenlevingen. Alle vastgevroren relaties, met hun rits aan oude en eerbiedwaardige vooroordelen en meningen, worden weggeveegd, en alle nieuwe zijn al uit de tijd voordat ze wortel kunnen schieten. Alles dat vast is verdampt tot lucht, alles dat heilig is wordt geprofaneerd, en de mens is uiteindelijk gedwongen om met nuchtere zintuigen zijn echte levensomstandigheden te aanschouwen, en zijn banden met zijn soort.

Het klinkt allemaal best herkenbaar enzo, maar als u het nog niet door had: hier spreken Marx en Engels, in 1848. Hoor ik u nu mompelen dat politiek het eindeloos herhalen is van in wezen dezelfde argumenten? Dat is misschien wat al te cynisch. Je kan ook stellen dat hier een probleem geformuleerd wordt dat daarna simpelweg nooit echt heel succesvol is opgelost. Helaas not for want of desparate trying.

Originele tekst hier.

Miko Flohr, 04/11/2011