Kunduz en de standvastigheid van Jolande Sap

Je kan tegen die missie in Kunduz zijn, je kan ervoor zijn, of je kan het niet weten. Ik hoor zelf tot de (schijnbaar vrij kleine) groep mensen voor wie die missie niet de grootste urgentie ter wereld heeft, maar die eigenlijk ook weer niet zoveel problemen heeft met de doelstellingen en inrichting van het avontuur. Ik heb weinig bezwaar tegen het opleiden van een paar honderd toekomstige agenten, en als je dat in een oorlogsgebied doet kun je maar beter goed beslagen ten ijs komen. Tegelijk: ik was niet de straat op gegaan als die missie niet door was gegaan. Misschien ben ik gematigd voorstander, misschien ook niet. Ik weet het eigenlijk niet eens. Dat zijn keiharde grijstinten, inderdaad. Ja, dat kan nog in Nederland, in 2011, ook al vinden we van elkaar dat we altijd alles heel stellig moeten weten en daar vervolgens heel hard van alles over moeten roepen. Nuance is immers voor mietjes.

Nu wil het toeval dat ik lid ben van die ene partij waar dit hele Kunduz-verhaal om schijnt te draaien. Die partij waarvan de kamerfractie, na veel vijven en zessen uiteindelijk tóch besloot vóór de missie te stemmen terwijl veel leden en kiezers daar helegaar niet om zaten te springen. Die partij die op het partijcongres na nog meer vijven en zessen instemde met de door de fractie gekozen koers – edoch zulks allerminst unaniem. Kunduz maakt dat GroenLinks onder het vergrootglas ligt, en dat is begrijpelijk en terecht: je steekt je nek uit en recht de rug, en neemt een controversiëel besluit dat voor de buitenwacht goeddeels onverwacht lijkt. Dan komt het gedonder vanzelf. Van alle kanten. Van mensen die gestemd hebben op partijen die tegen de missie zijn (met name de grote broers op links), en van mensen die gestemd hebben op partijen die voor de missie zijn maar op de beslissende tegenstem van GroenLinks hadden gerekend.

Twee vormen van kritiek hebben de overhand. Sommigen geloven niet in de oprechtheid van de keuze van de fractie. Het besluit zou onderdeel zijn van een politieke uitruil: jullie krijgen Kunduz, wij krijgen X. Er is immers overleg geweest in het torentje, en dan weten we het wel: hardwerkend Nederland wordt weer eens belazerd. Ik geloof er niet in. Vooralsnog staat de Grote Gedoger iedere denkbare X die men bij GroenLinks zou kunnen willen in de weg, en in de praktijk lijkt X vooralsnog vooral te bestaan uit enorme bakken cynische stront die het laatste half jaar over de partij wordt uitgestort. Misschien blijkt over twee weken op prinsjesdag dat ik ongelijk heb, maar ik reken vooralsnog nergens op. Het klopt niet. GroenLinks is het CDA niet: als uit zou komen dat de fractie politieke koehandel zou hebben gedreven op dit gevoelige punt is er een reëel risico dat de partij uiteen spat. Inhoudelijk klopt het overigens ook niet: deze missie is niet vreemd aan GroenLinks. Het past bij wat GroenLinks wil en hoe de partij de positie van Nederland in de wereld idealiter ziet. Dat dat niet uw beeld is, is uw probleem, niet dat van Groenlinks. Vooralsnog lijkt het erop dat de fractie niets uitgeruild heeft, maar zelf een oprechte afweging heeft gemaakt. Aan iedereen die dat niet gelooft de uitdaging om met meer te komen dan vage verdachtmakingen. En dan concrete benefits graag, waarbij ik als linkse ecofascist mijn vingers kan aflikken. Een ecotax. Een kleptocratentax. Iets met meer kunstsubsidies. Onderwijsbonanza. Hypotheekrenteaftrek, om maar wat te noemen.

Anderen (de twee opvattingen sluiten elkaar uit) geloven wel in de oprechtheid van het besluit, maar twijfelen aan het oordeel van GroenLinks over de situatie in Kunduz. Het woord ‘naïeviteit’ valt dan vrij snel, alsmede ‘Haagse werkelijkheid’. Er wordt flink werk gemaakt van het feit dat er sprake zou zijn van een ‘civiele’ missie terwijl het in werkelijkheid een ‘militaire’ missie zou zijn, en dat ze dat bij GroenLinks nu pas door zouden krijgen, de sufferds. Ik geloof er werkelijk helemaal niets van. Natuurlijk wisten ze bij GroenLinks precies waar ze aan begonnen – vermoedelijk tot aan de bakken stront toe. Precies dít was immers de missie die ze wilden, en die in hun verkiezingsprogramma stond: civiele doelstelling, indien nodig (en dus) met militaire ondersteuning. Los van wat u van zo’n missie vindt en van of u dat ‘civiel’ of ‘militair’ wil noemen – men kan dit allemaal kwalijk inconsequent noemen, of ‘Haags gedoe’. Ik geloof ook niet zo dat die aanvullende voorwaarden voor de bühne waren, of irrealistisch. De afspraak is eigenlijk glashelder: opgeleide agenten worden niet ingezet bij offensieve, militaire acties tegen de Taliban, wel moeten ze een positie kunnen verdedigen. U mag dat papieren taal vinden, ik vind dat een realistische deal die past bij waar GroenLinks voor staat. Bovendien: hier hebben we een partij die politiek en electoraal risico neemt omdat men een mogelijkheid zit iets dat in het verkiezingsprogramma staat en dat men (ergens) graag wil, te verwezenlijken. Zonder cynisch te willen klinken: veel onhaagser wordt het niet, anno 2011.

Ik begrijp dan ook de kritiek op Jolande Sap niet goed. De boodschap van Sap is – los van wat je er inhoudelijk van vindt – eigenlijk heel consequent: die missie ligt voor ons moeilijk, maar we steunen hem toch, als fractie en als partij, omdat de doelstelling civiel is en niet militair, en wij een bijdrage willen leveren aan de wederopbouw in Afghanistan. Dat is niet alleen waar (we leiden immers nog steeds agenten op wier primaire taak het zal zijn orde te handhaven), maar bovenal standvastig. Logisch gevolg van deze redeneertrant is dan ook dat Hillen dús volledig de fout in gaat door Kunduz onomwonden een militaire missie te noemen – een militaire missie heeft immers een militaire doelstelling. Maar bovenal: Sap weet heel goed dat ze getest wordt, en onder vuur wordt genomen, en ze weet heel goed dat dat is omdat haar partij de kop boven het maaiveld heeft uitgestoken, maar vooralsnog geeft ze feitelijk geen krimp. Ze blijft rustig glimlachen en houdt voet bij stuk. Ik vind dat eigenlijk wel een hoopvolle gedachte, zo iemand die inhoudelijk weet wat ze wil en daarvoor gaat en staat, ook onder druk. Zouden er meer moeten doen.

Miko Flohr, 07/09/2011

Het precedent Buruma

Dus: een politicus beschuldigt een aanstaand rechter van het hebben van een hem niet welgevallige politieke mening, en vervolgens zegt de aanstaand rechter publiekelijk het lidmaatschap van zijn politieke partij op, want wat moeten die paar mensen die op de politicus gestemd hebben anders wel niet denken? Het is totale waanzin. De tyrannie van de schreeuwende minderheid is dus blijkbaar al zo diep geworteld dat het niet meer ondenkbaar is je politieke overtuiging aan de wilgen te hangen om je publieke functie maar te kunnen uitoefenen zonder dat de hatende hordes aan je stoelpoten zagen. Het is behaagzieke zelfcensuur – alles voor Henk en Ingrid, mijn politieke overtuigingen en principes voorop.

Het is zinloos. Je kan de man wel uit de partij halen, maar de partij niet uit de man, zeker niet voor Henk en Ingrid. Als Buruma écht gelooft dat Henk en zijn ega hierin trappen, dan schat hij ze totaal verkeerd in. Voor hen blijft hij Buruma, de salonsocialist, de linkse lul die er, je bent mediaprofessor of niet, als de kippen bij was om Wilders vanuit zijn ivoren toren met Mussolini te vergelijken. Sterker: ze zullen met graagte het etiket ‘draaikont’ van stal halen: nu hij een mooi baantje kan krijgen, zegt hij snel zijn lidmaatschap op. Henk en Ingrid haten de PvdA, maar ze hebben een nog veel grotere hekel aan baantjesjagers die hun principes verloochenen – en onterecht of niet, dát is hoe zij Buruma zullen inschatten. En als ze dat niet zelf doen, doen anderen dat wel voor hen.

Maar de zinloosheid en betekenisloosheid van het beëindigen van zo’n lidmaatschap zijn nog tot daar aan toe. Veel zorgelijker is het precedent dat Buruma hiermee schept: het is voor rechters niet langer vanzelfsprekend om lid te zijn van een politieke partij. Dat is de bijl aan de stam van onze rechtsstaat, vrinden. Een van de basisprincipes van de rechtsstaat is dat er een strikt onderscheid is tussen de persoon die in zijn professionele leven rechter is, en de rechter die wikt, weegt en beschikt over wat al dan niet juridisch door de beugel kan, en op welke gronden. De persoon die rechter is heeft een politieke mening, de rechter die een oordeel geeft, heeft dat niet. Dat Wilders en zijn cynische volgelingen niet geloven in dat onderscheid is heel triest en moet – zeker vanuit de rechterlijke macht – te vuur en te zwaard bestreden worden: Nederlandse rechters laten zich niet beïnvloeden door hun politieke overtuigingen. Rotte appels en dwalingen heb je overal, maar over het algemeen zijn er vrij weinig aanwijzingen dat rechters willekeurig maar wat aanrommelen en doen wat hen politiek het beste uitkomt.

Maar wat doet Buruma? Hij geeft Wilders met zijn besluit impliciet gelijk: blijkbaar heeft het idee van sommige leken dat rechters onvoldoende in staat zijn zaken en privé te scheiden voor hem een zodanige waarde dat hij ze graag gerust wil stellen. Dat is bizar – zeker voor iemand die zo goed weet hoe de Nederlandse rechtspraak in elkaar steekt. En het is zorgelijk. Want hij geeft zijn criticus Wilders ongewild een fikse haffel munitie om door te blijven zagen aan de stoelpoten van de rechterlijke macht, en om voortdurend te pas en te onpas aandacht te vragen voor de politieke voorkeuren van de mensen achter de rechters. Totale waanzin.

Miko Flohr, 27/08/2011

Twilight Road

Fröbelen met Reason 4.0. Het overkomt je soms. Soms blogt men in tekst, soms in mp3. Ik constateer dat de oubollige modus openstond. U hoeft dus niet te luisteren. Het mag wel. hiero.

Miko Flohr, 21/08/2011

Dorp

Het loopt tegen zessen als ik de bus uitstap. Een kwartiertje eerder was ik ingestapt in, in Tilburg. Elke keer als ik in Tilburg op het station sta word ik een beetje droef. Station Tilburg was een Plek – met hoofdletter. Een plek waar je vaak kwam, die vertrouwd voelde, waar je routineus van bus naar trein liep om telkens dezelfde man om een gulden te horen vragen (de eerste maanden na de invoering van de euro vroeg hij braaf 45 eurocent), zonder te kijken alles ziend. Station Tilburg is lelijk, en dat was het altijd al, maar met de jaren is het van een vanzelfsprekende lelijkheid veranderd in een naargeestige lelijkheid. De stoep is vies. De winkels zijn ordinair. Er staat voortdurend fout volk. Je betaalt vijftig eurocent voor een automatische WC die wel automatisch wordt gereinigd maar nooit wordt schoongemaakt. Misschien was het nooit veel beter. De stoep was altijd al vies, de winkels waren misschien niet ordinair maar wel triest, en ongure types komen daar ook al sinds jaar en dag. Maar het zijn niet meer MIJN trieste winkels, en het is niet meer MIJN vieze stoep.

Wat een verschil met dat dorp, tien kilometer naar het noorden. Ik stap de bus uit, draai me om en loop de kerkstraat in. Dit is vertrouwd terrein. Gek genoeg, eigenlijk, want misschien is dat dorp in al die jaren wel meer veranderd dan dat winderige betonplein in Tilburg. Links was ooit het postkantoor. Rechts de fietsenzaak. Het postkantoor staat al jaren leeg. De fietsenzaak is onlangs afgebroken, er staat nu een appartementencomplex. De speelgoedwinkel is al jaren een Kruidvat. De shoarmatent – ik herinner me nog dat ‘we’ een shoarmatent kregen in het dorp – het moet ergens in de vroege jaren ’90 zijn geweest. Daarvoor was het twee keer patat met frikadellen (mee maajoneees), en een Chinees (met sambal, ja).

Ik loop door, en passeer het Oranjeplein. Hier zit Café Brasserie De Kiosk. Vroeger was hier de muziekkiosk. Stond hele jaar leeg. Af en toe een concert. Als we van school naar de gymzaal liepen, liepen we erlangs, en over de houten planken van het podium. De gymzaal is er overigens niet meer, en het schoolgebouw waarin ik les had ook niet. De kiosk mis ik wel een beetje in het straatbeeld. Er gebeurde vrijwel nooit wat, maar je kon je altijd voorstellen hoe het zou kunnen zijn, met de de harmonie en een vol plein, en één keer per jaar kwam Sinterklaas er aan. Gewoon, rechtstreeks van de boot. De echte ging naar Loon op Zand, en de hulpsint naar Tilburg. Wist ik veel. Er was snoepgoed. Dat was voldoende. Het stond op de nominatie om monument te worden, toen er eind jaren negentig een Café in gebouwd werd. Want nutteloze ruimte, dat mag niet. Toch is het een leuke tent geworden.

Vroeger liep ik hier overigens nooit. De bus kwam bij mijn ouders in de wijk, en we stapten uit op zo’n tweehonderd meter van het huis. De BBA (Brabantsche Buurtspoorwegen en Autobusdiensten, ja) heeft keer op keer geprobeerd de Loonse lus te schrappen. We hebben nog een keer met een kleine veertig man de bus gekaapt, luid zingend dat ie moest blijven. En blijven deed ie. We kregen – mopperend – een ereronde. Pas in 1998 is de bus verdwenen. Eerst was er nog een shuttlebusje, daarna moest je gewoon lopen. Want, ja, het was toch minstens vijf minuten tijdwinst. Loon op Zand is één van die dorpen die de laatste twintig jaar langzaam is uitgekleed, en tegelijkertijd probeerde op te stoten in de vaart der volkeren.

Rechtsaf loop ik de Ecliptica in. De wat? Eucalypta?! Ecliptica, Zonnebaan, stond er vroeger op de naambordjes. Keurig, met uitleg. Delphinus – Dolfijn. Virgo – Maagd. Leerde je nog eens wat van. Allemaal vervangen, natuurlijk. Zonder toelichting is aanmerkelijk goedkoper. Hele volksstammen wonen nu in straten waarvan geen hond weet wat de naam betekent. Andromeda. Bootes. Lyra. Scorpius. Ursa Minor – en Maior, natuurlijk. Kende je toch alvast de namen van de hemellichamen. De uitleg is wegbezuinigd. Op de hoek van de Ecliptica staat de Wetering. De Wetering is het multifunctionele sport- en cultuurcentrum. Het is zo megalomaan dat het nog steeds eens in de drie maanden verhuurd wordt voor een ‘authentiek brabantse’ vlooienmarkt. Die waren er overigens voordat het ding gebouwd werd nooit in het dorp. Staat de hele wijk vol auto’s, en van het dorp komen er niet eens zo veel. Het gebouw ziet er vooral protserig uit, en toen een paar jaar na de oplevering de eerste twee letters van het tweede woord van de façade waren verdwenen, was dat eerder aanleiding voor gegrinnik dan voor verontwaardiging. Maar ja. Het is van na mijn tijd. Het heeft vast een functie. Maar dat houten ding wat we eerst hadden was lang zo gek nog niet. Eigenlijk.

En toch, hoe dat dorp ook veranderd is – terwijl ik er woonde, en nadat ik er in 1995 wegging – het blijft vertrouwd terrein. Het witte kasteeltje, de soms totaal onverstaanbare taal die men hier spreekt, de straat, de bomen, al die huizen, de puntige daken van de ‘andere’ basisschool – direct naast de mijne (de mijne was openbaar, links en jenaplan, de andere was katteliek, traditioneel, heul erg cda en, natuurlijk, bovenal stom). Gek. Ik ken eigenlijk bijna niemand meer hier. Vroeger wist ik wat voor mensen waar woonden. Hoed, rand, en wat dies meer zij (waar je moest wezen als er gevoetbald moest worden, en waar vooral niet). Ik weet van dit dorp niets meer dan het zielloze karkas van gebouwen, bomen en straten. En toch blijft het dat dorp waar ik ergens thuis ben. Ergens. Want of ik er na zestien jaar stad nog zou kunnen wonen – eerlijk gezegd weet ik het niet.

Miko Flohr, 19/08/2011