Het is goed, heel goed, dat onze overheid Nederlanders met een migratieachtergrond niet langer bestempelt als ‘Westers’ of ‘niet-Westers’. Op het oog zijn het wellicht handige containers, in realiteit zijn de termen eurocentrische vergaarbakken van kortdoordebochtheden, misverstanden en inconsistenties. Gisteren publiceerde de WRR een Working Paper waarin gezocht wordt naar alternatieven, en waar, in plaats van het binaire systeem, een categorisering wordt voorgesteld op basis van etno-linguïstische criteria, waarbij men uiteindelijk tot een indeling in zes groepen komt. Wat mij betreft – geen expert, wel betrokken – is het een grote vooruitgang. Zes categorieën zijn per definitie minder grofmazig dan twee, en etno-linguïstische criteria zijn in principe helder en dus bediscussieerbaar. Dat is, op zich, een veel beter vertrekpunt dan wat we hadden. Zes categorieën zijn er bovendien geen twintig, dus de categorisering blijft ook nog een beetje betekenisvol.
Groepen die niet in het systeem passen
Toch is het voorlopige resultaat problematisch, en niet zo’n beetje ook. Wie in de zes op de website vermelde categorieën zoekt naar een plek voor Surinamers en Antillianen – toch geen onaanzienlijke migrantengroepen in Nederland – komt bedrogen uit: ze staan er niet bij. ‘Latijnstalige en andere Mediterrane Landen’ komt op het eerste gezicht nog het dichtst in de buurt, maar de WRR zal toch vast niet denken dat Italiaanse, Griekse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders tot eenzelfde groep behoren? Dat klopt inderdaad: de WRR denkt dat niet. De WRR rekent de Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders, als ik het rapport goed begrijp, tot mensen met een herkomst in de ‘Anglo-Germaanstalige’ landen maar houdt de mogelijkheid open om voor sommige doeleinden een zevende categorie (‘Cariben’) te gebruiken waar zowel Antilliaanse als Surinaamse Nederlanders in zouden vallen – maar om dit te ontdekken daar moet je dus eerst het volledige rapport voor openen, en dat vervolgens helemaal doorploegen – en dan nog staat het er ambigu.
Nederlanders met een Indische of Indonesische migratieachtergrond denken wellicht op het eerste gezicht dat ze in de nieuwe systematiek terug te vinden zijn onder het kopje ‘Overig Azië en de Pacific’, maar zo simpel is het niet: ook zij worden allemaal op etno-linguïstische gronden in de Anglo-Germaanse container gelumpsumd. In een voetnoot wordt het uitgelegd: de meeste migranten uit Indië waren totoks (Nederlanders) of Indo’s (Indo-Europeanen), en dat zijn, zo stellen de auteurs ‘individuen met een Continentaal-Germaanstalige achtergrond’ – de voetnoot noemt hen dan ook, veelzeggend, ‘repatrianten’ (auw). Vervolgens – ik verzin dit niet – stellen de auteurs doodleuk dat de Molukkers, omdat zij ‘op basis van de gegevens uit het bevolkingsregister’ niet te onderscheiden zijn van totoks en Indo’s, dan óók maar in de Anglo-Germaanse groep worden ingedeeld. Hier gaat natuurlijk iets heel erg mis. Je kan niet een categorisering hebben waarin Nederlanders met een Molukse, Surinaamse, Antilliaanse of Indo-migratieachtergrond tot dezelfde categorie behoren als Nederlanders met een Duitse, Vlaamse of Deense migratieachtergrond. Dan gebruik je het verkeerde criterium om onderscheid te maken.
Cultuur of geschiedenis?
Precies bij de criteria ligt dan ook de bron van het probleem: de WRR wil, in een streven naar objectieve meetbaarheid, criteria voor cultureel onderscheid die verankerd zitten in een logica van universaliteit – en daarom komen ze uit in het etno-linguistische spectrum en op het idee van ‘culturele afstand’. Dat werkt op veel vlakken misschien best wel goed, maar het gaat voorbij aan één, toch niet onbelangrijk punt: migratie – zowel de beweging zelf, als de hechting aan het land van aankomst – wordt niet gedreven door culturele oorzaken, maar door de loop van de geschiedenis – en in het geval van een aantal zeer grote en zichtbare migrantengroepen in Nederland meer specifiek door het verleden van Nederland als koloniale macht. Precies dat verleden, en de manier waarop mensen vanuit voormalige koloniën naar Nederland kwamen werkt vaak sterk door in de manier waarop zij in Nederland geïntegreerd en gepositioneerd zijn – we zien dat in de ook in 2021 nog hoogoplopende discussies over het Nederlandse slavernijverleden, en over de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Het is niet de taal of de cultuur die hier doorslaggevend is – maar de levensloop en historische wortels van de families die het betreft.
Het is niet zonder treurigheid dat de groepen die niet in de nieuwe categorisering passen net die groepen zijn die hier zijn vanwege die ongemakkelijke, vaak wat weggemoffelde bladzijden uit de geschiedenis van ons land. Het is tekenend voor de krampachtige omgang van Nederland met het eigen koloniale verleden, die in wezen de ontkenningsfase nog nauwelijks is ontgroeid: die V.O.C.-mentaliteit, daarover kan men pochen of schertsen in de Tweede Kamer – maar zeventig jaar nadat de demografische consequenties van die mentaliteit naar Nederland begonnen te komen is er, als het op beleid aankomt, nog steeds geen conceptueel kader waarbinnen deze migrantengroepen passen. Dat is zonder meer laakbaar, al zou het te ver gaan om dit toe te schrijven aan de auteurs van dit ene rapport: dat conceptuele kader is, zo lijkt het, voor weinig Nederlandse wetenschappers een halszaak geweest, en vermoedelijk ligt de oorzaak hiervan in ieder geval deels in het demografische spectrum: er zijn simpelweg te weinig Nederlanders met een koloniale migratieachtergrond in academische machtsposities geweest waarbij ze op dit terrein een verschil konden maken. Als dat inderdaad zo is, is het hoog tijd dat dat verandert.
Postkoloniale migrantengroepen
Natuurlijk, het is niet makkelijk. Ieder label dat je gebruikt is imperfect. Desalniettemin denk ik zelf dat het uiteindelijk het beste compromis is om de Nederlanders met een koloniale (of postkoloniale) migratieachtergrond te noemen wat ze zijn: Nederlanders met een (post)koloniale migratieachtergrond. Dat is een grote, gevarieerde groep, met mensen die zichzelf eigenlijk volledig Nederlander voelen – veel van de koloniale ‘totoks’ en hun nazaten, en een deel van de Indo-Europeanen, en mensen die zich heel nadrukkelijk niet Nederlander of Europees voelen – veel Molukkers zullen zichzelf vermoed ik tot deze laatste groep rekenen. Anderen zweven ergens in het midden, in onbestemd terrein. Dat de groep gevarieerd is, mag nauwelijks een bezwaar zijn: deze groep is nu, als ik het goed begrijp, in zijn geheel onderdeel van een nog veel grotere, en veel gevarieerdere groep – de Anglo-Germaanstalige landen.
Je kan zeggen dat de nu voorgestelde indeling de koloniale ‘totoks’ uit Indonesië impliciet het uitgangspunt maakt voor categorisering van alle migranten uit de voormalige Nederlandse koloniën. Dat is fundamenteel fout en doet de andere postkoloniale migrantengroepen sterk tekort – niet in de laatste plaats omdat het betekent dat ze ook in de postkoloniale realiteit in een koloniale, witte mal worden geperst die hen niet past en die niet aansluit bij hun ervaringen in het kille kikkerland. Het is van groot belang om de niet-witte postkoloniale migrantengroepen in hun eigenheid te erkennen: zij (wij) zijn hier omdat de Nederlanders ooit daar waren. Dat is wat hen (ons) definieert, en wat juist als het gaat om het bestuderen van processen van integratie centraal moet staan.
Postkoloniale migrantengroepen zijn in allerlei opzichten gevormd door het land van hun herkomst en door de diepere historische migratiewortels die daar voor sommige groepen weer onder liggen. Cultureel gezien zijn ze echter deels in nog veel sterkere mate gevormd door het simpele feit van hun aankomst hier en de racialisering die hen in het witte Nederland ten deel viel. Een categorisering die dat niet erkent ontkent de postkoloniale realiteit waarin we leven en ontkent, in feite, niet-witte postkoloniale migrantengroepen in hun bestaan – en dat lijkt me, in 2021, echt volstrekt onacceptabel, al is het wel symptomatisch voor een land dat na zeventig jaar niet echt goed zoeken nog steeds geen goede plek heeft gevonden voor het eigen koloniale verleden.
Miko Flohr, 08/10/2021